Kanoetenbioloog Jan van Gils verlangt terug naar Siberië. „Twee maanden in the middle of nowhere. Dat is magisch.”

Foto Tessa Posthuma de Boer

Interview

Muggen zijn nu de kanoeten te vlug af

Jan van Gils Bioloog

De muggenpiek in Siberië valt steeds eerder. Daardoor is er steeds minder voedsel voor de kanoeten. Jan van Gils onderzoekt het.

In vliegende vaart komt Jan van Gils (1971) aanfietsen bij het NIOZ, het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel. „Sorry, ik was de tijd vergeten – ik was nog bezig met mijn praatje voor de oratie. Maar kanoeten komen tegenwoordig ook altijd te laat, dus in dat opzicht past het mooi.”

We spreken elkaar daags voor zijn vijftigste verjaardag, waarop hij zijn officiële intreerede zal houden als bijzonder hoogleraar Global Change Ecology of Migrant Shorebirds, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Al dertig jaar doet Van Gils onderzoek aan de kanoet, voluit kanoetstrandloper. Wat die Calidris canutus zo bijzonder maakt, is de dynamische leefstijl. De vogelsoort broedt in Siberië en vliegt dan helemaal door naar Mauritanië om te overwinteren. „Althans: dat doet de ondersoort waar ik het meeste onderzoek naar doe. Je hebt bijvoorbeeld ook kanoeten die broeden op Groenland en overwinteren in de Waddenzee. Maar door die Siberische populatie was ik direct tijdens mijn studie al gefascineerd. Ik was zelf net vanuit Moergestel in Noord-Brabant naar Groningen verhuisd – voor mij toen een flinke afstand. En vervolgens hoorde ik over die vogels die nog véél grotere afstanden overbruggen, jaar in jaar uit. Pendelend tussen twee extreem verschillende landschappen.”

We lopen door de lange NIOZ-gangen naar zijn werkkamer. Op het bureau staat een doosje dode krekels naast zakken met gevriesdroogde maden en zijderupsen. „Die waren bedoeld voor een experiment met jonge kanoeten in Siberië. We wilden onderzoeken hoe voedselbeschikbaarheid samenhangt met lichaamsgrootte. Alleen hebben we door de coronacrisis al twee veldseizoenen voorbij moeten laten gaan.” Hij laat een foto zien van het Siberische onderzoeksgebied: lage struikjes, grassen, mossen, rotsen met korstmossen. „Zoek de broedende kanoet.”

Ik zie de kanoet niet.

Triomfantelijk: „Dat komt omdat ze zo’n goede schutkleur hebben! Hun borst is rossig, maar van boven hebben ze een grijsbruin verenkleed, perfecte camouflage tussen de korstmossen.” Hij wijst op het midden van de foto. „Kijk, daar zit-ie. Je kunt bijna op zo’n vogel staan zonder dat je het door hebt. Dat was tijdens het eerste veldseizoen ook wel frustrerend hoor: we hebben twee weken gezocht, zonder succes. En dan was het nog mistig ook. Pas toen we geluidsopnamen afspeelden van mannetjeskanoeten kwamen ze in beweging en konden we hun nesten lokaliseren.”

Heb je heimwee naar de toendra?

„Ik kan niet wachten om terug te gaan. In Mauritanië, bij het getijdegebied van Banc d’Arguin, doen we al decennia kanoetenonderzoek. Maar in Siberië, op het Taimyr-schiereiland in het noorden, zijn we pas in 2018 begonnen, in de Knipovitsj-baai. Met een helikopter vervoeren we 2.000 kilo aan spullen, om vanaf begin juni twee maanden in een tentenkamp in the middle of nowhere te kunnen werken. Dat is magisch. Ik mis vrijwel alles – het landschap, de broedende kanoetenpaartjes, de saamhorigheid met de Russische collega’s. Alleen het eten mis ik niet. Dag in dag uit boekweit, dat komt je de strot uit.”

Het Siberische veldseizoen start begin juni, vertelt Van Gils. „We willen er zijn net voor de sneeuw smelt. Zodra die is verdwenen, leggen de kanoeten hun eieren, en stipt drie weken later worden de jongen geboren. Tegelijkertijd komen de langpootmuggen boven de grond – de favoriete snack van jonge kanoeten. Maar door de klimaatverandering smelt de sneeuw steeds vroeger in het jaar, en pieken die muggen steeds vroeger. In vijfendertig jaar is de sneeuwsmelt gemiddeld met een dag per jaar vervroegd. Dat tempo kunnen de kanoeten niet bijhouden: die komen te laat aan in Siberië, omdat ze voorafgaand aan de vlucht vanuit Mauritanië voldoende moeten opvetten. Tegen de tijd dat de kanoeteneieren uitkomen, zijn de insectenaantallen alweer aan het afnemen.”

En te weinig voedsel betekent: minder grote vogels.

„Exact. Vogels hebben eten nodig om te groeien en om hun lichaamswarmte op peil te houden. In een opwarmend klimaat zijn ze minder energie kwijt aan hun warmtehuishouding, maar voor die groei hebben ze alsnog voldoende langpootmuggen nodig. En die zitten bij vroege dooi nog onder de grond, als larven.” Hij pakt een 3D-geprinte kanoet erbij: een slanke vogel, niet groter dan een merel. „Over de afgelopen 20 jaar zijn de Siberische kanoeten gemiddeld zo’n 20 procent van hun lichaamsgewicht verloren. En wat het extra problematisch maakt: ook de snavel neemt af in lengte. Die is in diezelfde periode van 34,5 millimeter gekrompen naar 31,5 millimeter.”

Waarom is een kortere snavel een probleem?

„Eenmaal in Mauritanië schakelen de vogels over op een dieet van schelpdieren. De soort die ze het meeste eten, Dosinia isocardia, zit enkele centimeters diep in de bodem, en met een kortere snavel kunnen ze er minder goed bij. Daardoor krijgen ze minder voedsel binnen. Kanoeten met relatief lange snavels zijn in het voordeel – die ‘Pinokkio-kanoeten’ zullen meer eten binnen krijgen en zich daardoor vermoedelijk ook succesvoller voortplanten, waardoor je kunt verwachten dat er steeds meer kanoeten met relatief lange snavels geboren zullen worden.”

Dus de soort redt zich wel?

„Nou, we weten dat de aantallen vooralsnog flink achteruit zijn gegaan. Ten opzichte van 1980 is er voor de Siberische kanoeten een afname van zo’n 66 procent. Bij de Banc d’Arguin werden destijds 366.000 kanoeten geteld, nu nog maar 125.000. De Groenlandse ondersoort lijkt wel stabiel. Maar als het ijs op grote schaal begint te smelten zal ook die in de problemen komen.”

En dan zijn de man-vrouwverhoudingen ook nog eens verstoord…

„Ja, dat is uit ons meest recente onderzoek naar voren gekomen: dat er tegenwoordig op één Siberische kanoetenman drie kanoetenvrouwen zijn. Twintig jaar geleden was het nog fifty-fifty. Kanoeten zijn monogaam, dus je kunt stellen dat twee op de drie vrouwtjes vrijgezel blijven. Die planten zich dus ook niet voort. Deels komt de scheve verhouding omdat het sterftecijfer onder mannetjes hoger ligt, mogelijk omdat ze sowieso kleiner zijn dan vrouwtjes en moeilijker bij de schelpdieren komen. Maar er worden ook daadwerkelijk minder mannetjes geboren.

„Van andere soorten, zoals torenvalken, is al bekend dat vroege vogels, die vroeg in het jaar broeden, meer zonen krijgen. Late vogels krijgen relatief meer dochters. Je kunt stellen dat kanoeten nu steeds vaker ‘laat’ broeden ten opzichte van de sneeuwsmelt, en dat zou dus de toename in vrouwtjes kunnen verklaren.”

Zijn er naast klimaatverandering nog andere bedreigingen voor de kanoet?

„In het Russische gebied niet, voor zover we weten. Dat ligt te ver van de bewoonde wereld. In Mauritanië ligt de overwinteringsplek in een nationaal park, en zou er in theorie weinig menselijke verstoring moeten zijn.”