De Siraya-taal is ingeslapen en wordt nu wakker gekust

Taalkunde Een oud VOC-boek leidde tot een taalkundige revolutie op Taiwan: de wederopstanding van het Siraya.

De Sirayaanse taalactiviste Uma Talavan. "Het was onvoorstelbaar. Met dit boek kunnen we de taal van mijn voorouders terugkrijgen.”
De Sirayaanse taalactiviste Uma Talavan. "Het was onvoorstelbaar. Met dit boek kunnen we de taal van mijn voorouders terugkrijgen.” Foto Billy H.C. Kwok

Dít was dus de oude Taiwanese taal die haar voorouders hadden gesproken. De Sirayaanse Uma Talavan was al een paar jaren op zoek naar sporen van de Sirayataal, toen ze op bezoek bij een Taiwanese schrijver iets bijzonders onder ogen kreeg. Een replica van een lijvig 17e-eeuws werk wat vol stond met Sirayaanse teksten, ooit op papier gezet door een VOC-missionaris. Op één pagina zag Uma meer woorden in het Siraya dan ze in een paar jaar tijd had weten te verzamelen. Het boek was heruitgegeven als koffietafelboek voor de taalkundige liefhebber, een historische curiositeit van een uitgestorven taal. Maar toen Uma het aan haar man Edgar liet zien, ontdekte ze dat het veel meer was dan dat.

„Kijk, sasoulat, dat herkende ik meteen als zoiets als ‘boek’ of ‘tekst.’” De Filipijnse Edgar L. Macapili wijst naar een woord rechtsbovenaan de pagina. De rechterkolom is in het Siraya opgesteld, de linkerkolom in statig Nederlands. ‘Beschrijvinge,’ zo staat daar. „En nanamou!” Hij tikt op het papier. „Nanamou, dat is precies hetzelfde in mijn taal, dat betekent ‘de eerste’! Lbaegh, ik kon bijna raden dat dit zoiets als ‘eerste stuk’ of ‘eerste deel’ betekende.” Inderdaad, ernaast in Nederlands: ‘Het eerste Capittel’. Edgar kijkt glunderend op, en kan een klein giebeltje niet onderdrukken.

Notities in een uitgave van de zeventiende-eeuwse bijbelvertaling in het Siraya. Foto Billy H.C. Kwok

Het is al zo’n twintig jaar geleden dat Edgar het boek voor het eerst zag, maar er klinkt nog steeds verbazing door in zijn stem. Hij zag als Filipino direct overeenkomsten tussen het verloren gewaande Siraya en twee van zijn moedertalen: het Bisaya en Tagalog. De talen behoren allemaal tot de Austronesische taalfamilie. Omdat de tekst het Evangelie volgens Mattheüs betrof, kon hij met een Engelse Bijbel bij de hand vervolgens zelfs een groot deel van de Sirayaanse woorden direct vertalen. Uma herinnert zich dat ze begon te huilen toen ze zag hoeveel haar man van de tekst begreep: „Het was onvoorstelbaar. Ik wist meteen: hiermee kunnen we de taal van mijn voorouders terugkrijgen.”

We zijn op Taiwan, in de kuststad Tainan waar de VOC in 1624 voor het eerst voet aan wal zette. Van hieruit koloniseerden de Nederlanders een groot deel van de westkust van het eiland, en kwamen ze in contact met de Siraya, wier nakomelingen nog altijd in de buurt wonen. De Siraya zijn een van de twintigtal oorspronkelijke volkeren van Taiwan. De Nederlanders brachten de migratie vanuit het Chinese vasteland naar Taiwan op gang. Daardoor vormden al voor het einde van de 17e eeuw de oorspronkelijke volkeren van Taiwan er een minderheid. Inmiddels vormen ze nog maar een kleine drie procent van de bevolking.

Voor Edgar en Uma betekende de ontdekking van de tekst het begin van wat uitgroeide tot hun levenswerk: het Siraya nieuw leven inblazen. Edgar produceerde woordenboeken, lesboeken, en componeert koormuziek in het Siraya. Uma zet zich als politiek activist in voor meer erkenning voor de naar schatting dertigduizend Siraya in het algemeen, en voor Sirayalessen op school in het bijzonder. Ze zijn de onomstreden vader en moeder van het herboren Siraya, maar de taal staat steeds meer op eigen benen. Zo wordt inmiddels op meer dan twintig scholen Siraya onderwezen.

Steen van Rosetta

Uma groeide op met twee moedertalen: het Chinees en het Minnanyu, een taal die in Taiwan en de nabijgelegen Chinese provincie Fujian gesproken wordt. Als kind leerde ze ook nog enkele woordjes Siraya: „We hadden bijvoorbeeld een woord voor een soort paddenstoel. Maar dat dat Siraya was wist ik dan niet eens. Ik kwam daar pas achter als ik zo’n woord gebruikte, en anderen me niet bleken te verstaan.”

Op dezelfde manier leerde Uma ook dat ze zelf Sirayaans was: „Ik werd me er pas van bewust, toen ik buiten mijn Sirayaanse dorp naar de basisschool ging.” Daar begonnen de vragen: ‘Waar kom je vandaan?’, of ‘Ben je soms inheems?’. De Siraya stonden in Taiwan te boek als volledig geassimileerd aan de overwegend Han-Chinese bevolking, en de nationale overheid erkent ze nog altijd niet als een van de officiële oorspronkelijke volkeren. Maar Taiwanezen merken het verschil in uiterlijk tussen mensen van inheemse of Chinese afkomst wel vaak op.

Als twintiger ging Uma zich meer verdiepen in haar Sirayaanse roots: „Wat maakte ons anders dan andere Taiwanezen? We wilden zo dicht mogelijk bij het leven van de Siraya komen.” Samen met haar echtgenoot Edgar trok ze langs de dorpen waar Siraya woonden. Lange tijd vonden ze op taalgebied niet meer dan een paar flarden van liedjes en losse woordjes. De vondst van het Nederlands-Sirayaanse boek betekende een doorbraak: alsof ze op een Sirayaanse Steen van Rosetta waren gestuit.

‘Barbare Inwoonders’

Het boek is hoofdzakelijk geschreven door de Nederlandse missionaris Daniël Gravius. De VOC had in de 17e eeuw enkele decennia een deel van het westen van Taiwan gekoloniseerd, en had zendelingen als Gravius meegebracht, „opdat de naeme Godes alhier verbreijdet, ende de barbare Inwoonders van dit Eijlant tot het getal der Christenen gewonnen mochten worden.”

De Siraya blazen dus nu hun taal nieuw leven in met teksten die zijn opgetekend door mensen die hun voorouders letterlijk als barbaren beschouwden. Maar dat stoort Uma niet: „Al ben ik misschien niet helemaal objectief, omdat ik christelijk ben, en omdat het dorp van mijn voorouders ook goede banden met de Nederlanders had.”

Niet dat de Nederlanders lieverdjes waren, benadrukt ze. Een groep van meer dan 150 Sirayaanse priesteressen werden door de Nederlanders uit de dorpen verbannen, omdat ze zich tegen kerstening verzetten. Ook pleegde de VOC een volkerenmoord op het eilandje Lamey vlak voor de kust van Taiwan, waaraan slechts een handjevol mensen wist te ontsnappen.

Uma vertelt dat ze relatief mild oordeelt over de Nederlanders, omdat de Siraya meer last hebben gehad van latere machthebbers op Taiwan. In het bijzonder vanaf de 20e eeuw werd onder eerst het Japanse koloniale regime, en vervolgens het autoritaire regime van generaal Chiang Kai-shek de cultuur van oorspronkelijke volkeren onderdrukt. Daardoor is kennis van het Siraya en andere oorspronkelijke talen van Taiwan grotendeels verdwenen. Pas sinds de democratisering van Taiwan in de jaren ’90 wordt de cultuur van oorspronkelijke volkeren door de overheid weer erkend en gesteund.

„De Nederlanders hebben in ieder geval nog onze taal geleerd. Ze hebben ons zelfs een schrift geleerd, wat we voordien niet hadden,” zo vertelt Uma. Net als alle andere inheemse talen op Taiwan was het Siraya enkel een gesproken taal. Tot in de 19e eeuw bleven de Siraya hun eigen taal schrijven in Westers alfabet. Uma: „De enige reden dat we onze taal nu kunnen reconstrueren is dankzij deze materialen. Er zijn slechte dingen gebeurd, maar ze hebben ook een positieve bijdrage geleverd. Daar richten we ons op, dat willen we verder ontwikkelen.”

Geen Hebreeuws

Edgar begon al snel na de ontdekking van het VOC-boek met het aanleggen van een woordenboek. Maar hoe sprak je die woorden eigenlijk uit? En hoe kon je met die woorden zinnen vormen? Op zoek naar antwoorden vond Edgar nog iemand die studie had gemaakt van de Sirayateksten: Sander Adelaar, een Nederlandse taalkundige aan de Universiteit van Melbourne. „Ik kreeg ineens een email, vanuit het niks,” zo herinnert Adelaar zich. Een grote verrassing. „Ik wist niet dat er nog Siraya mensen bestonden,” zegt Adelaar. Licht verontschuldigend: „Ik dacht dat het volkomen uitgestorven was.”

Adelaar had voor zijn onderzoek onder andere de grammatica en de uitspraak van het Siraya geanalyseerd, en zijn kennis daarvan was volgens Edgar van onschatbare waarde. Maar Adelaar ziet zijn rol iets anders: natuurlijk gaf hij advies , maar hij wilde vooral een tegenwicht bieden aan de Taiwanese taalkundigen, die het Sirayaanse project lang hebben bespot.

Lees ook het gedicht Sleeping Siraya

Taalkundigen dachten namelijk dat een dode taal nooit meer tot leven gewekt kon worden. Uma: „Ze zeiden dan: vanuit taalkundig perspectief is dat onmogelijk.” Volgens de taalkundigen was de uitzondering die de regel bevestigde het Hebreeuws, die voor de herleving in de zionistische beweging aan het eind van de negentiende eeuw en de oprichting van de staat Israël alleen in religieuze context gesproken werd. „Maar dan zeiden ze: om die taal tot leven te wekken was zoveel passie en doorzettingsvermogen nodig, dat is heel anders.” Dat hadden ze Uma nou niet moeten zeggen. Lachend: „Ook wij hadden veel passie.”

Zwartoogvrucht

Voor Edgar en Uma vormde hun studie van de Sirayaanse Bijbelteksten een indirecte en kronkelige kennismaking met de Sirayaanse cultuur van de 17e eeuw, bezien door de blik van een Nederlandse zendeling. Het zat soms in kleine dingetjes, vertelt Edgar. Hoe vertaal je bijvoorbeeld het woord voor druiven, in een land waar druiven niet bestaan?

Edgar vertelt dat de zendeling Gravius daarvoor het woord karawmata heeft bedacht. Dat betekent letterlijk: ‘het zwart van je oog’. „Dat klinkt raar, maar in sommige Aziatische talen wordt bijvoorbeeld de lychee ‘drakenoog’ genoemd.” Edgar vermoedt daarom dat een zelfde soort Sirayaans woord bestond voor lychee, en dat het woord voor druif daarvan is afgeleid: een soort ‘ogenvrucht’ zoals de lychee, maar dan zwart.

Ook andere woorden tonen een behoorlijke culturele kloof tussen Gravius en de Siraya, vooral op religieus gebied. Zo koos Gravius ervoor om nieuwe woorden voor godsdienstige begrippen als god of priester te construeren. Neem het Sirayaanse woord voor geestelijk leider: hij noemde die zoiets als hij-die-offert: tama-pigik. Verwonderlijk, want er bestond gewoon een woord voor in het Siraya: inibs, een van de zeldzame termen die Siraya in religieuze context altijd zijn blijven gebruiken.

Door hun studie van het Siraya begrepen Uma en Edgar waarom Gravius een nieuw woord bedacht: in inibs geeft de component ‘in’ aan dat het om een vrouw gaat. Tegenwoordig zijn veel Sirayaanse inibs mannen, maar blijkbaar waren vroeger enkel vrouwen geestelijk leiders. Taalkundig kon de missionaris christelijke priesters dus onmogelijk inibs noemen – of hij had van ‘mannelijke inibs’ moeten reppen: ‘mannelijke priesteressen.’

Niet uitgestorven, maar slapend

De laatste jaren hebben de Siraya een aantal successen geboekt. De overheid van Tainan erkent de Siraya inmiddels als een van de oorspronkelijke volkeren, en steunt dat het Siraya op openbare scholen wordt onderwezen. Edgars koormuziek in het Siraya is onlangs voor een belangrijke muziekprijs genomineerd, en er is op dit moment een film over het zeventiende-eeuwse Taiwan in productie, waarin acteurs Siraya zullen spreken.

Voorlopig is het Siraya niettemin nog vooral een taal voor op school. Maar hoewel de Siraya in hun dagelijks leven nog altijd nauwelijks Siraya spreken, is het beeld van de Siraya door het taalproject onder Taiwanezen gekanteld: ze worden nu als een levendige gemeenschap gezien. Daarnaast liften de Siraya mee op een algemene heropleving van interesse in de oorspronkelijke cultuur van Taiwan: zo doorspekken populaire vloggers hun taal met woorden uit het Paiwan, en zingt een van de grootste Taiwanese popsterren in die taal.

De steun voor het taalproject van de Siraya is ook onder taalkundigen toegenomen. Volgens de Taiwanese taalkundige Jimmy Huang komt dat ook omdat de taalkunde de afgelopen jaren zélf is veranderd: „Taalkundigen zagen talen als een soort vlinders, die je als ze bedreigd waren kon redden door er gegevens over te verzamelen en in een museum te bewaren.” Een diepe relatie aangaan met de mensen die de taal spraken was taboe, daarmee was je niet meer objectief bezig.

Die houding is veranderd omdat steeds meer taalkundigen zelf afkomstig zijn uit gemeenschappen met bedreigde talen. „Heritage linguists noem je die,” vertelt Huang. Hij is zelf van Sirayaanse afkomst en dus ook zo’n taalkundige. Huang: „We spreken niet meer van ‘uitgestorven talen’. Als dieren of planten uitsterven, dan kunnen ze daarna nooit meer terugkomen. Maar een taal ís geen dier of plant. Het is een stuk cultuur waar een groep mensen zich mee identificeert. En als er teksten of opnames van een taal bestaan, dan kunnen mensen de taal doen heropleven.” Daarom spreken taalkundigen nu van slapende talen.

Een levendige taal

Een van de Siraya-sprekers van de toekomst is de 23-jarige dochter van Edgar en Uma: Eucharis Macapili Tavalan. Ze spreekt met veel liefde over de taal: „Ik voel me heel nauw verbonden met het Siraya, we zijn samen groot geworden.” De taal biedt haar een andere blik op de wereld om haar heen, vertelt ze. Bijvoorbeeld omdat je in het Siraya van elke woordsoort - zoals een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord – een werkwoord kunt maken. „Dat maakt zinnen in het Siraya levendig en dynamisch. Het voelt alsof alles in het Siraya tot leven kan komen.”

Eucharis noemt zichzelf schertsend ‘een van de top 10 sprekers van Siraya’ maar in het dagelijks leven spreekt ze het nog nauwelijks. Voorlopig gebruikt ze de taal zelf vooral op social media, waar ze rustig kan nadenken over hoe je iets opschrijft. Ook maakt ze vlogs met taallessen. „En als ik mijn man vertel dat ik van hem hou, doe ik dat in het Siraya.”

Toch wordt Eucharis niet moedeloos van hoeveel werk er nog verzet moet worden. Sterker nog, ze ziet het onaffe karakter van de taal als een pré: „Het voelt alsof de taal mij ruimte biedt om nieuwe dingen te creëren. Ik zou graag liedjes, gedichten, en artikelen schrijven in het Siraya.” De taal op zich is voor Eucharis niet het meest belangrijk, maar hij biedt haar een manier om bij te dragen aan een hedendaagse, levendige Sirayaanse cultuur. „We moeten niet blijven plakken in hoe de Siraya eeuwen terug leefden. Nee, ik ben een Siraya, ik leid een Sirayaans leven. En alles wat wij zullen doen, zal tot die Sirayaanse cultuur behoren.”