Het Parijse historische museum Carnavalet.

Foto Cyrille Weiner

Pleidooi Wim Pijbes: Gun Nederland gebouwen waarin het verleden voortleeft

Essay | Durf te bouwen Nederland moet een voorbeeld nemen aan Frankrijk. Waar Parijs oude gebouwen moeiteloos relevant maakt voor nu en de toekomst, worstelt Nederland met zijn verleden (zie Binnenhof, canon, slavernijmuseum, enzovoort). Nederland laat kansen liggen en verwaarloost zo de toekomst, essayeert Wim Pijbes.

Slechts vier jaar duurde de grondige verbouwing én volledige metamorfose van het mooiste stadsmuseum ter wereld, het Musée Carnavalet in Parijs. Om het even of je iets of juist alles over de Franse hoofdstad wilt weten, voortaan komt iedereen hier aan zijn trekken. Het museum ontbeert weliswaar een beroemd icoon als de Mona Lisa of De Nachtwacht, niet getreurd, het is de grandioze stad Parijs zelf waar Carnavalet zijn aantrekkingskracht aan ontleent. En dat doet het vernieuwde museum geraffineerd en verbluffend tegelijk, een succès fou!

Maar ik was niet enkel voor Musée Carnavalet naar Parijs gekomen. Mijn eigenlijke doel was het nieuwe particuliere museum Bourse de Commerce. Hier etaleert zakenman, verzamelaar en mecenas François Pinault in de openingstentoonstelling Ouverture de internationale ‘blue chip’-kunstenaars van onze tijd in een groots geheel. Zaal na zaal passeren alle klinkende namen van nu. En dat alles in de voorbeeldig gerestaureerde monumentaal achttiende-eeuws rond beursgebouw bij de Hallen. De imposante ronde metalen lichtkap was met zijn kolossale omvang destijds de eerste in zijn soort. De Japanse ster-architect Tadao Ando, waarmee Pinault in 2009 in Venetië al een museum realiseerde, het Punta della Dogana, transformeerde de Bourse in een magistraal museum voor moderne kunst. Dit klassiek Parijse gebouw, met zacht gekleurd steen, indrukwekkende kolommen, timpaan, beelden en ornamenten, kortom een tempel voor de handel, maakt de voorbijganger bewust dat er binnen iets groots gaande is. Dat was destijds al zo en nu opnieuw.

Opvallend is dat Ando erin is geslaagd om het geheel modern te laten zijn en tegelijk een ode aan de geschiedenis, inclusief alle historische symboliek. Het gebouw is gezuiverd van overtollige ballast en straalt als nooit tevoren. Overdonderend is de kolossale schildering die de gehele koepel aan de binnenzijde bedekt, het 360 graden Panorama du Commerce waarin de glorie van Frankrijk op de verschillende continenten uitbundig wordt gevierd.

Pinault en zijn architect geven met deze ultieme synthese van heden en verleden een fier statement af. In zijn historische Bourse biedt Pinault de bezoeker naar eigen zeggen „notre temps a un regard”, onze tijd in een oogopslag. En dat werkt bijzonder inspirerend.

De gerenoveerde Bourse de Commerce in Parijs, waar miljardair Pinault zijn museum in liet bouwen.
Foto’s Marc Domage

Op steenworp afstand van de Bourse heropende deze zomer nog een monumentaal gebouw. Ook hier na een grondige restauratie waarbij al het goede uit het verleden in oude luister werd hersteld en tegelijk op miraculeuze wijze alle hedendaagse voorzieningen een plek kregen. Dat laatste zonder dat het stoort of zelfs opvalt. Een unicum want bij vrijwel iedere restauratie verstoren nieuw aangebrachte nooduitgangen, brandblussers of richtingbordjes het historische beeld. De kosten bedroegen dan ook 750 miljoen en de verbouwing duurde maar liefst zestien jaar. Het destijds al sprookjesachtige art-nouveau-warenhuis La Samaritaine is weer springlevend en het was president Macron zelf die op de opening lovend sprak over Parijs’ kracht om de gebouwen die de geschiedenis van de stad mede bepaald hebben opnieuw te laten stralen.

La Samaritaine is eigendom van Pinaults grootste rivaal in de luxury industry, Bernard Arnault die al in 2014 zijn museum Fondation Louis Vuitton realiseerde in het Parijse Bois de Boulogne. Het lijkt erop of beide heren in een onderlinge wedloop verwikkeld zijn, „mijn museum groter dan het jouwe”.

Bridgerton aan de Seine

Wat mij in deze Parijse projecten vooral intrigeert is dat hier de geschiedenis wordt gevierd. De Fransen hebben er zowaar een beter woord voor: patrimoine. Uitgerekend deze septembermaand worden door het hele land de Journées du Patrimoine gevierd. Dit jaar voor de 38ste keer. Ook onze Open Monumentendag wordt naar Frans voorbeeld (sinds 1987) in dezelfde maand gehouden.

Hiermee was mijn eerste bezoek aan Parijs na de corona-cesuur nog niet klaar. In de stad opende nóg een monumentaal gebouw. Wederom na een grondige restauratie en nu voor het eerst publiek opengesteld. Gelegen aan de Place de la Concorde zetelde 200 jaar het hoofdkwartier van de Franse marine in het schitterende Hôtel de la Marine. Sinds deze zomer is iedereen welkom in de schier eindeloze enfilade van historische vertrekken, in de statelijke balzaal of om te genieten van het uitzicht vanaf het theatrale balkon. Ik waan mij in Bridgerton aan de Seine. Hier ontrolt de geschiedenis van de stad zich aan je voeten, hier rolden destijds de hoofden van Lodewijk XVI, Marie Antoinette en Robespierre. Het balkon biedt een fenomenaal uitzicht op de onnavolgbare verkeerstromen rond de obelisk op het grootste plein van de stad. Straks, in 2024 wanneer Parijs de Olympische Spelen accommodeert, zal het acht hectare metende plein en de aangrenzende Avenue des Champs-Élysées getransformeerd zijn in een voetgangersvriendelijke groene aanleg. Hier geen gebrek aan visie, klasse of historisch besef.

Foto Didier Plowy/CMN
Foto Benjamin Gavaudo
Foto Benjamin Gavaudo
Na een grondige renovatie is het schitterende Hôtel de la Marine voor het publiek opengesteld.
Foto’s Benjamin Gavaudo en Didier Plowy/CMN

Terug in de zalen van het Hôtel de la Marine dwalen mijn gedachten af naar eigen land. Want onder de majestueuze kroonluchters, de pracht en praal van weleer wordt de actuele stand van de geschiedenis verteld die ook in Frankrijk talloze zwarte bladzijdes kent. De grote rol die Frankrijk speelde in de slavernij wordt hier ongefilterd uit de doeken gedaan. Het pijnlijke besef van al het menselijk leed, juist in dit luxe decor, op de plek waar strategische beslissingen werden genomen over zeeslagen en koloniale expansie en waar op bals en soirees de avond werd weggedanst, kan haast niet groter.

Wat mij in deze Parijse projecten vooral intrigeert is dat hier de geschiedenis wordt gevierd

Wat ook niet groter kan is het enorme contrast van hoe Frankrijk zijn verleden erkent en omarmt en de stand van zaken in ons land. Want is het niet schrijnend te moeten vaststellen dat de publieke omroep het gewaardeerde geschiedenisprogramma Andere Tijden telkens op rantsoen zet, of te lezen over het gekrakeel rond de Canon van Nederland, hoe Rotterdam pardoes het stadshistorisch museum sluit en de hoofdstad worstelt met de verbouwing van het Amsterdam Museum. En of het slavernijverleden van Nederland in zijn complexe omvang in de toekomst optimaal getoond gaat worden in het nu voorgestelde Nationaal Trans-Atlantisch Slavernijmuseum in Amsterdam Noord is nog maar zeer de vraag.

Zelfs in ons onderwijs is geschiedenis niet veilig en dreigt het op te gaan in mens-en-maatschappij-achtige vakken. En tenslotte is het onbegrijpelijk hoe Den Haag nu al jarenlang stuntelt met de noodzakelijke renovatie van het Binnenhof.

Sober en doelmatig

Hoe zou het wel moeten? Laten we met het meest prestigieuze, want dat is het, bouwproject van ons land beginnen, het Binnenhof. Eigenlijk is het verbazingwekkend dat de verbouwing en de toekomstige inrichting, de architectenkeuze en de inhoudelijke discussie van het Rijksmuseum destijds veel meer aandacht genereerde (ook internationaal) dan die van het Binnenhof nu. Natuurlijk, het fietstunneltje was een onbetaalbaar pr-vehikel, maar toch.

Het algemene beeld van de verbouwing van het Binnenhof is dat een te duur architectenbureau een ongewenste palmentuin wilde en Tweede Kamerleden dit ongehoord achten. Hierdoor werd een van de meest toonaangevende architectenbureaus ter wereld, Rem Koolhaas’ Office for Metropolitan Architecture de wacht aangezegd, reputaties geschaad, geld verspild en tijd vermorst.

Wie de verbouwing van het Binnenhof benadert als een opgave in plaats van een kans, hoort hier niet aan tafel

Nu het stof lijkt neergedaald en nieuwe ontwerpers aan het werk zijn wordt het vernieuwde Binnenhof straks vooral „sober en doelmatig”. Wie denkt dat het daarmee goedkoper zal worden komt bedrogen uit. Iedereen die ooit zijn keuken verbouwde weet dat zodra je begint de tegenvallers zich aandienen en dat zal ook hier gebeuren. Los daarvan mag je toch verwachten dat nu het landsbestuur aan zet is om de eigen huisvesting klaar te maken voor de toekomst er sprake zou zijn van enige trots, daadkracht en historisch besef? Natuurlijk, in vergelijking met de ons omringende landen zijn in Nederland alle verhoudingen klein, bescheiden of middelmatig, om onze grootste historicus Johan Huizinga te parafraseren. Maar wie een verbouwing als deze benadert als een opgave in plaats van een kans hoort hier niet aan tafel. Het Binnenhof biedt, net als de historische musea in Amsterdam en Rotterdam, een unieke kans iets te creëren voor toekomstige generaties.

Brede commissie

In 2014 bood Ankie Broekers-Knol, destijds voorzitter van de Eerste Kamer, mij voorafgaand aan het Groot Dictee een kijkje achter de schermen van het in oorsprong middeleeuwse complex dat gaandeweg de eeuwen door alle tijdlagen heen was uitgebreid en dichtgeslibd. De bouwkundige staat was ronduit miserabel. Op mijn vraag wie de bouwheer zou worden, antwoordde zij dat er een breed samengestelde commissie zou komen. Bovendien zouden de beide kamers ook het een en ander te zeggen krijgen.

Een grote misrekening. Want wie een commissie vraagt een paard te tekenen, krijgt een kameel. Het Binnenhof verdient beter. Wie ooit de moderne glazen koepelopbouw van Norman Foster op de Reichstag in Berlijn beklom, weet precies wat ik bedoel. Hier wordt symboliek niet geschuwd en loop je in een helix langzaam naar boven terwijl de stad Berlijn zich in 360 graden om je heen openbaart. In het midden kijk je als bezoeker door een glazen plafond naar de verrichtingen in de Bundestag. En je realiseert je onmiddellijk dat alle besluitvorming daar beneden zijn beslag vindt in de stad en de wereld die je vanaf datzelfde punt om je heen ziet. Ook Nederland verdient zo’n plek om even op te kunnen stijgen uit de polder.

Foto Pierre Antoine
Foto Antoine Mercusot
Foto Antoine Mercusot
Het Parijse historische museum Carnavalet is gevestigd in gerenoveerde paleizen.
Foto’s Pierre Antoine en Antoine Mercusot

‘Kan het niet wat minder?’, hoor ik u zeggen. Nee, voor minder doen we het niet. En ik haal in dit verband graag Henk van Os aan, die op zijn beurt in zijn afscheidsspeech van het Rijksmuseum, waar hij van 1989 tot 1996 directeur was, Anna Maria Luisa de Medici citeert. Na het overlijden van haar aan lagerwal geraakte broer werden in 1737 alle hertogelijke familiebezittingen van de Medici overgedragen aan het geslacht Lorena. Anna Maria gaat uiteindelijk akkoord met alle opgelegde voorwaarden en heeft zelf slechts één eis: de op dat moment grootste kunstverzameling van de wereld moet voor altijd in Florence blijven om aan het publiek te worden getoond. Haar motivatie laat ze expliciet optekenen: „[...] per ornamento dello Stato, per utilità del pubblico e per attirare la curiosità de ‘Forastieri.”

Met andere woorden, voor de luister van de staat, voor het publiek en voor de buitenwacht. Aan de visie van deze vrouw danken wij het Uffizi museum.

Ruimtes om te dromen

Voor de luister van de staat biedt ook onze geschiedenis volop inspirerende aanknopingspunten en verhalen, inclusief zwarte bladzijden. Op loopafstand van het Haagse Binnenhof vinden we het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek. Talloze topstukken uit beide collecties weerspiegelen tezamen het weefsel dat ons land was en is. Hier wordt onze Grondwet bewaard, het Verdrag van de Vrede van Münster, de afschaffing van de slavernij, brieven aan Drees, de eerste Nederlandse Donald Duck en nog veel meer. Maak hier ruimte voor in het toekomstige Binnenhof en verbind in het kloppend hart van onze democratie het heden met het verleden.

En maak ruimte voor de toekomst, regeren is immers vooruitzien. Creëer ruimtes om te dromen, met of zonder palmen. Want in hoge ruimtes ontstaan hoge gedachten. Dat geldt al eeuwenlang als architectuurwet. Schoonheid zet aan tot verbeelding en juist de ‘ornamento dello Stato’ bieden dat. Sober en doelmatig doen dat niet. Wie wekelijks in de Trêveszaal vergadert, nota bene de meest luisterrijke vergaderzaal van het land, begrijpt dat drommelsgoed.

Foto EPA
Foto EPA
La Samaritaine, het recent gerenoveerde warenhuis in Parijs.
Foto’s EPA

Hoe nu verder? Museum Rotterdam wacht hopelijk een nieuwe toekomst, tenminste als de stad dat wil. Natuurlijk, Rotterdam kan niet zonder een aansprekende plek waar het verhaal wordt verteld van de haven en de handel, van makers en migranten, het dramatische bombardement en de nog immer voortgaande wederopbouw. En ook Amsterdam verdient een inspirerend museum waar de geschiedenis van de stad verteld wordt, in een passend gebouw. Het huidige voormalige weeshuis kent een lange geschiedenis van ingrijpende verbouwingen maar de jongste plannen dreigen vast te lopen in een brijvan vergunningen en conservatieve weerstand. Laat de criticasters nog even op hun handen gaan zitten want het is zoals Jo van Gogh-Bonger, de vrouw van Theo van Gogh, al terecht opmerkte: „Het lot van critici is om herinnerd te worden aan iets dat zij niet begrepen.”

Wie slechts het heden managet, verwaarloost de toekomst

Uitgerekend Neutelings Riedijk Architecten zijn hier de juiste partij met een bewezen reputatie op het gebied van transformaties van historische gebouwen en musea (Stadhuis Deventer, Gare Maritime Brussel, MAS Antwerpen). Het Musée Carnavalet is de nieuwe norm en Amsterdam zou daar minimaal aan moeten voldoen. Rotterdam overigens ook.

Nederland heeft behoefte aan gebouwen waarin het verleden voortleeft, voor toekomstige generaties. En zonder het beladen begrip identiteit te willen gebruiken is collectieve herinnering en aandacht voor het verleden onmisbaar voor stad en land. Maar wie voortdurend slechts het heden managet, zoals in Nederland, verwaarloost de toekomst. Want de toekomst is om naar uit te zien, en het verleden om van te leren. Dat laten de Franse voorbeelden overtuigend zien.