De Nederlandse cellist Anton Mecht Spronk heeft dinsdag de jaarlijkse Dutch Classical Talent Award gewonnen in TivoliVredenburg. Twee meetlatten kent de prijs: goed spel staat buiten kijf, maar het gaat ook om de mate waarin jonge musici in staat zijn om ‘klassieke’ muziek in een nieuw concertformat te presenteren. De DCT bestaat uit een tournee van de laureaten, en een finale waarin ze een selectie van een kwartier laten horen.
Met Spronk koost de jury nogal traditioneel voor het technisch meest begaafde talent. Zijn programma Alone is een waagstuk, want hij koos ervoor alleen op het podium te zitten in een mooi programma met relatief onbekende stukken die hun inspiratie vinden in volksmuziek. Spronk weet met zijn cello landschappen en sferen te schilderen, en de verbeelding van zijn publiek te prikkelen. Al mag daar soms een grovere penseelstreek bij. Het was virtuoos maar technisch wat clean.
De Ierse pianist Seán Morgan-Rooney zocht stukken die voor hem de band tussen mens en natuur belichamen en verbond ze met eigen composities en elektronische soundscapes. Waar Spronk nadrukkelijk aanwezig was, leek Morgan-Rooney te verdwijnen in zijn instrument: de muziek trok voorbij als in een droomtoestand. Zijn format was – althans op de finaleavond – ongetwijfeld het krachtigst.
De Franse sopraan Marion Dumeige trok het land in met opera-aria’s en een acteur die ze verhalend verbond. Het publiek mocht kiezen of ze eindigde met een forgiveness-versie of een break-up. Dumeige deed zelf het inleidende acteerdeel, wat door haar lispelende Engels niet werkte. Het optreden – het slotduet uit Tsjaikovski’s Jevgeni Onegin – viel ook tegen.
Terwijl de jury overlegde, toonde de winnaar van vorig jaar, sopraan Elisabeth Hetherington, a cappella even hoe een grote toekomst in de muziek klinkt.