Ellen van Dijk (34) verontschuldigt zich. Ze vindt dat ze er „verrot” uit ziet. Na een paar dagen op adrenaline te hebben geleefd, is ze tijdens haar rustdag ingestort. Ze voelde zich helemaal leeglopen. Een goed teken, zegt ze. „Want dan laat ik het ook toe.” Veel vaker lukt dat niet. Dan is ze bang dat ze niet genoeg doet en begint ze aan zichzelf te twijfelen. Wat als anderen harder trainen dan zij? Maar er is langzaam iets in haar aan het veranderen.
Vier dagen eerder staat ze in de Italiaanse stad Trentino tussen een peloton collega’s te wachten tot de wegwedstrijd op de EK na een neutralisatie opnieuw op gang wordt geschoten als haar gedachten afdwalen. De koers kan haar gestolen worden. „Het maakte me helemaal geen zak meer uit wat er zou gebeuren. Ik doe dit nu vijftien jaar en altijd staat mijn naam als eerste op het lijstje van rensters die zich moeten opofferen voor TeamNL. De boel bij elkaar houden, gaten dichtrijden. Ik had net zilver gewonnen op de tijdrit, voelde me sterk. Nou, lekker dan.”
Ze besluit van de EK dan maar een stevige training te maken. Vroeg ten aanval trekken, nog even flink aan haar intensiteit werken, in aanloop naar haar belangrijkste doel dit seizoen; de tijdrit bij de WK in Vlaanderen, deze maandagmiddag.
Op haar schema staat dat ze na de relatief korte koers nog anderhalf uur bij moet trainen. Ze kijkt om zich heen en bedenkt waar ze straks eens heen zal fietsen. Met een goed resultaat in de wedstrijd is ze geen moment bezig. Ze is zo laconiek dat ze zich begint af te vragen of dit dan misschien het moment is dat ze beter kan stoppen met wielrennen. „Ik ben nu 34 en heb nog een contract voor één seizoen [bij Trek-Segafredo]. Dat wordt denk ik mijn laatste jaar. Er is meer in het leven.”
Twee uur en 50 minuten later wordt ze voor het eerst in haar carrière Europees kampioen op de weg, na een solo van meer dan twintig kilometer. Er was een ontspanning over haar neergedaald die al haar remmingen wegnam. Ze fietste onbevangen. En bleek onverslaanbaar.
Je was in een andere staat van zijn dan normaal?
„Ik heb dit één keer eerder gehad, tijdens de olympische tijdrit in Rio [ze werd vierde, na een stuurfout]. In aanloop daarnaartoe twijfelde ik uiteraard weer aan mezelf. Een verzorgster had me gevraagd waarom ik geselecteerd was. Ik begon het me zelf ook af te vragen. Maar op een gegeven moment dacht ik: als ik dit nou loslaat, dan gaat het vast niet ineens in de soep lopen. Daardoor kwam ik in een relaxte mindset. En de tijdrit ging goed. Behalve dan dat ik in de berm reed.”
Die mindset heb je in de vijf jaar die volgden nog maar één keer weten te bereiken, vorige week zaterdag.
Ze begint te grinniken. „Eigenlijk wel ja. Na de tijdrit zei Benjamin [De Bruijn, haar partner]: ‘Kom, we gaan lekker de stad in, samen eten.’ Ik vroeg het aan Loes [Gunnewijk, de bondscoach], maar die had het liever niet. Toen ik ’s avonds terug was in het hotel, zag ik dat ze er niet was. Toen zijn we alsnog de stad in gegaan. Ik moest een enorme drempel over. Ho ho, zei Benjamin. Nu moet je even ontspannen. Dat kan makkelijk, want de wegrit is pas over een week. We aten pizza, dronken wijn, namen tiramisu toe. Het was een fantastische avond, alsof we op stedentrip waren. Ik was alweer vergeten dat ik die ochtend een tijdrit had gereden.”
Het zegt veel over je dat je zo’n avond nu durft te hebben.
„Ik merk de laatste tijd dat ik wat beschouwender naar mijn sport begin te kijken. Dat ik denk: we zijn een groepje meiden dat aan de start staat, net hierheen komen vliegen, en nu gaan we allemaal een wedstrijdje doen om wie het eerst over de finish komt.”
Je bent aan het relativeren, iets waar je juist vaak moeite mee hebt.
„Toen ik 24 was wilde ik de allerbeste zijn en maakte de rest van de wereld me niets uit. Maar je wordt ouder, het einde van je carrière nadert. Om je heen gebeurt van alles. Mijn broers hebben kinderen. Dat is superleuk om te zien. Ik zou ook wel een familie willen beginnen. Het leven draait niet om een wielerwedstrijdje winnen.”
Op 31 mei wordt Van Dijk opgeschrikt door het overlijden van haar jeugdtrainer Barend Verhagen. Tijdens een training in Duitsland wordt hij geschept door een auto en bezwijkt aan zijn verwondingen. Verhagen bracht Van Dijk op haar veertiende met wielrennen in aanraking. Met hem trok ze het hele land door naar wedstrijden. Haar ouders kwamen niet uit de wielersport en moesten twee zoons grootbrengen. „Barend was mijn wielervader”, zegt ze. „Zijn dood zette de dingen ook in perspectief. Ik voelde veel dankbaarheid. ”
Benjamin zei: het leven dat Ellen nu zo fijn vindt, heeft hij in gang gezet.
„Ja, zo voel ik dat heel erg. Zonder hem was ik nu misschien bewegingswetenschapper geweest. Ik heb mijn carrière aan de toewijding van Barend te danken.”
Wat heb je van hem geleerd?
„Dat fietsen leuk moet zijn. Hij zei vaak: ‘Kom, we gaan een puntje eten op het terras. Het moet wel gezellig zijn’. We trainden al vroeg veel en hard, maar zo voelde het helemaal niet.”
Ben je erin geslaagd die geest vast te houden in je carrière?
„Niet altijd. De ontspanning die hij heeft gebracht, mis ik nu wel eens. In mijn hoofd moet ik alles altijd perfect en tot in de puntjes doen. Ik ben nooit tevreden. Dat is vermoeiend. Ja, soms heel even, na een training van vijf uur.”
Dat streberige komt volgens je moeder omdat je als jongste altijd moest opboksen tegen twee grote broers. Je trok je op aan hen. Als zij mochten schaatsen of fietsen, dan moest jij ook.
„Dat klopt wel. Ik heb vroeger huilend van de pijn op mijn fiets gezeten om hen bij te kunnen houden. Op de een of andere manier maakte ik mezelf wijs dat als ik maar bleef oefenen, ik op den duur wel met ze mee zou kunnen. Zo ging het ook op school en later met studeren.”
Kan je wel ontspannen naar de WK toewerken?
„Dat kan ik niet goed inschatten. Ik moet in elk geval niet gaan denken: ik ben Europees kampioen, nu moet ik het op de WK ook laten zien. Dan is die onbevangenheid weg. Ik probeer het zo te benaderen: ik heb een trui. Mijn seizoen is al geslaagd. Wie doet me wat? Ik heb me voorgenomen hier trots op te zijn. Van mijn wereldtitel tijdrijden in 2013 heb ik geen seconde genoten. Ik durfde niet eens in de regenboogtrui te trainen. Mensen verwachtten dat ik overal wel even zou winnen. En dus moet er altijd een tandje bij. Maar ik kom erachter dat het dus juist andersom werkt: soms moet je er een tandje af doen om sterker te zijn.”
Je moeder zei dat deze titel iets veranderd heeft. Ze hoopte dat je voor de wegrit op de WK bij de teambespreking een hoofdrol voor jezelf durft op te eisen.
„Nou, ik voel wel dat dit iets met mijn zelfvertrouwen heeft gedaan, maar ik zal nog steeds niet zo snel voor mezelf opkomen. Als ik weer bovenaan het lijstje sta en moet knechten, dan denk ik: mooi is dat, maar ik ga het tegendeel bewijzen.”
Zou dit niet juist het moment moeten zijn dat je bij voorbaat zegt: alles leuk en aardig, maar ik ben in vorm, dus rijd nu eens voor mij?
„Misschien wel. Maar als ik dat doe, voel ik druk. En dat vind ik heel naar. Ik weet niet of ik daar per se beter van ga rijden.”
Wegwedstrijden zijn sowieso Van Dijks favoriete koersen niet meer sinds ze twee jaar geleden tijdens de Boels Ladies Tour hard viel en haar bekken en bovenarm brak. Ze kon weken niet lopen en moest langdurig revalideren. Sindsdien zit ze in het peloton vaak angstig op haar fiets. „Dan vraag ik me af: waarom doe ik dit nog? Soms rijd ik de hele dag in het laatste wiel omdat ik me er niet meer tussen durf te gooien. Professioneel gezien kan dat eigenlijk niet.”
En dus kijkt ze bij deze WK het meest uit naar de tijdrit. In haar eentje afzien op de fiets, dan is ze in haar comfort zone. „Je bent van niemand afhankelijk en je hebt alles zelf in de hand. Als het misgaat, kan het ook alleen aan jou liggen. Dat vind ik lekker. Je kan een tijdrit ook goed voorbereiden. Ik houd van de cijfertjes en nummertjes.”
Wat zeggen die op dit moment?
„Dat ik in vorm ben, hoewel ik in het voorjaar beter was. In het midden van het seizoen kreeg ik corona. Het heeft me maanden teruggeworpen. Er kwam ook bij dat er in die periode geen wedstrijden waren waar ik naar uit kon kijken.”
Je werd niet voor je derde Olympische Spelen geselecteerd. Heb je het daar moeilijk mee gehad?
„Ik had die gemiste medaille van Rio graag nog proberen te halen in Tokio. Het is confronterend dat ik die droom nooit zal kunnen verwezenlijken. Parijs is te ver. Dan ben ik 37. Stel we willen twee kinderen? Dan wordt het krap. Ik was heel blij toen de Spelen van Tokio voorbij waren. Toen kon ik weer verder. En eigenlijk wist ik het al langer. Annemiek [Van Vleuten] en Anna [Van der Breggen] passeer je niet zomaar. Dus ik heb van dit WK tijdrijden mijn project gemaakt. Het parcours ligt me. Ik ga er vol voor.”
Kan je wereldkampioen worden?
Ze begint te glimlachen. „Dat kan zeker. Fysiek ben ik misschien niet zo goed als in het voorjaar, maar mentaal een stuk beter. Ik heb een titel op zak.”
Je bent vrij.
„Ja, nu ben ik vrij. En ontspannen. Dat is heerlijk.”