Aan de vooravond van de Duitse verkiezingen houdt het nazi-verleden enkele badgasten op Texel volop bezig. Ik merk het als ik bij Paal 9 op een door hen achtergelaten exemplaar van Die Zeit stuit. In een artikel over de nivellering van de holocaust richt schrijver Maxim Biller zijn pijlen op de Australische historicus A. Dirk Moses, die in een eerdere Zeit-aflevering de moord op de Joden op een lijn stelt met het koloniale verleden, waarvan hij Israël als uitwas ziet.
Ik ben een fan van Biller, omdat hij als Russisch-Joodse migrant de ideale kritische buitenstaander is, die in het voorzichtige Duitse intellectuele klimaat alles aan de kaak durft te stellen. Menig heilig huisje, links of rechts, van neo-nazi tot antifa, kegelt hij omver. Ook laat hij zich door geen enkele intellectuele mode verleiden. En juist die onafhankelijke houding maakt hem zo interessant in een tijd waarin cultuur politiek is geworden. Het verbaast me dan ook dat Billers werk amper is vertaald. Tenslotte is Duitsland een morele Überversie van Nederland, al zul je in Bremerhaven niet zo snel een variant tegenkomen van het Urker anti-vaccinatiespel, waarbij als SS’ers vermomde vissersknapen een Joodse gevangene executeren.
In zijn nieuwe roman Der falsche Gruss hekelt Biller zowel de krampachtige Duitse omgang met het nazi-verleden als het antisemitisme, dat met name onder Oost-Duitsers voortsuddert. Hoofdpersoon Erck Dessauer, zoon van een DDR-hoogleraar, verhuist rond 2000 van Leipzig naar Berlijn om schrijver te worden en vrouwen met ‘sexuell aufgeladenes Hysteriepotenzial’ te versieren.
In een trendy Berlijns café, trefpunt van de politieke en culturele elite, brengt hij in een dronken bui een vage Hitlergroet aan de schrijver Hans Ulrich Barsilay. Deze koning van de Berlijnse ‘grachtengordel’ en nazaat van Auschwitz-overlevenden slaat in kranten en op televisie zijn landgenoten voortdurend met het nazi-verleden en het huidige antisemitisme om de oren. Het is een morele superioriteit die Erck verstikt. Vandaar zijn daad, die in Duitsland strafbaar is. Dat beseft hij meteen nadat hij zijn geheven arm heeft laten zakken. Het brengt hem in paniek, want als Barsilay naar de rechter stapt, kan hij zijn carrière als schrijver en journalist wel vergeten. Maar de hooghartige Barsilay doet niets.
Erck, wiens beide grootvaders soldaten van Hitler waren, werkt aan een biografie van Naftali Frenkel, de Joodse bedenker van Stalins Goelag-kampen. Met dat provocerende boek wil hij aantonen dat Joden net zo erg zijn als nazi’s. Maar bovenal denkt hij daarmee de Duitse erfschuld van zich af te kunnen schudden. Het is een verlangen dat zo zou kunnen passen in de Historikerstreit, de holocaustrelativering van de historici Joachim Fest en Ernst Nolte in de jaren tachtig, die nu onbewust door A. Dirk Moses wordt voortgezet.
Barsilay is een ijdeltuit, die alom het leed van zijn vermoorde Joodse familie uitvent. Ook is hij Ercks concurrent, omdat hij bij dezelfde uitgever een roman over Naftali Frenkel publiceert. Erck is als de dood dat Barsilay zal verhinderen dat zijn biografie verschijnt. Maar als hij zijn ‘vijand’ betrapt op een leugen in zijn memoires dat hij Auschwitz zou hebben bezocht, is diens morele machtsspel uit. Erck lijkt nu verlost van zijn erfschuld. Dat Biller dat verlangen durft aan te kaarten, is wat hem zo uniek maakt in de Duitse literatuur. Het wordt tijd dat hij weer in het Nederlands te lezen is.