Opinie

Honderd jaar buitenlandse bemoeizucht in Perzië/Iran

Groot-Brittannië en Rusland smoorden in 1911 de beginnende democratie in Iran. las het bijzondere boek van een betrokkene daarover.
Dwars

Ik ben niet zo’n verjaardagstijger zoals u wel weet, dus van mij vandaag géén column in het kader van twintig jaar 9/11. Bovendien had ik u vorige week iets leuks beloofd en belofte maakt schuld. The Strangling of Persia dus. Klinkt niet erg leuk maar is het wel, of misschien liever bijzonder. Het is het relaas van de Amerikaanse jurist W. Morgan Shuster over zijn acht maanden in Perzië in 1911 als begrotingsdirecteur in dienst van de Majlis, de volksvergadering, die in het kader van de Constitutionele Revolutie in 1906 veel macht in handen had gekregen.

Dat is niet goed afgelopen, zoals de titel van Shusters boek aangeeft. Met dank aan Groot-Brittannië en Rusland, de mogendheden die zich toen (zoals later Amerika) het recht toeëigenden om voor eigen gewin in de wereld in te grijpen. Shuster maakt zich daar mateloos kwaad over. Zie de ondertitel van zijn boek: „Verhaal van de Europese diplomatie en Oriëntaalse intrige die resulteerden in de denationalisatie van twaalf miljoen mohammedanen”.

Shuster publiceerde zijn boek in 1912. Ik heb een versie die ongeveer honderd jaar later in facsimile is uitgegeven, wat aan de ene kant de inhoud een extra authentiek karakter geeft – nog bozer, zal ik maar zeggen – maar aan de andere kant betekent dat foto’s van sjahs, generaals en afgehakte hoofden nogal zwart en vlekkerig zijn en soms nauwelijks meer dan zwarte vlekken.

Hoe kwam Shuster daar? De uitverkoop van de rechten van Perzië aan buitenlanders, die samenhing met de reusachtige geldhonger van de Qajaarse sjah-dynastie en haar omgeving, hadden een volksopstand losgemaakt die de dienstdoende sjah in 1906 ertoe bracht een grondwet te accepteren – een soort Perzische Lente. Op basis daarvan werd bovengenoemde Majlis gekozen, die wetgevende bevoegdheid had en zeggenschap in de keuze van ministers. Die sjah stierf in 1907 en werd opgevolgd door een sjah die, in Shusters woorden, „misschien het meest perverse, laffe en met zedeloosheid doordrenkte monster in veel generaties was dat de troon van Perzië had onteerd”.

Met actieve steun van Britten en Russen, die in de Brits-Russische Conventie van 1907 „de integriteit en onafhankelijkheid van Perzië erkenden” maar intussen heel hypocriet (Shuster) het land in twee invloedssferen verdeelden, schafte deze sjah natuurlijk de grondwet weer af. Maar de Majlis gaf niet op en, ik sla even een paar jaar over, nodigde in 1911 Shuster uit om de Perzische financiën op orde te brengen die, zoals hij schrijft „een warboel waren geweest als er iets was om een warboel van te maken”.

Shuster, die op persoonlijke titel naar Perzië ging, deed zijn uiterste best, maar ontmoette alleen maar verzet van de Perzische elite en van Britten en Russen. Uiteindelijk trokken Russische troepen Perzië binnen, bezetten Tabriz, richtten er een bloedbad aan en instigeerden op 24 december 1911 de afzetting van de Majlis. De Constitutionele Revolutie was voorbij; „het smerige einde aan een dappere strijd voor vrijheid en verlichting”, schrijft Shuster.

Het was niet de laatste keer dat buitenlanden ten eigen bate ingrepen in Perzië/Iran. De Britten plunderden later de olie door middel van de oliemaatschappij Anglo Persian, het huidige BP. In 1953 brachten Amerika en Groot-Brittannië samen de gekozen premier Mossadeq ten val, die de olie nationaliseerde.

Geen wonder dat Iran geen democratie is geworden.

Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert en scheidt op deze plaats elke week de feiten van de hypes.