Paul Blokhuis (ChristenUnie) was vier maanden staatssecretaris toen zijn jongste dochter stierf. Ze was achttien jaar. „Alles is bij mij voor en na Julia”, zegt hij in zijn werkkamer op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. „Niet voor en na dit kabinet.” Toch kan hij ook blijmoedig zijn over de afgelopen vier jaar. Zijn geloof in God helpt hem. Hij leeft, zegt hij, in de palm van Zijn hand.
U was wethouder in Apeldoorn toen uw naam rondging voor Rutte III.
„Daar was ik me niet van bewust tot mensen het tegen me begonnen te zeggen. En een paar dagen voordat Gert-Jan Segers” – fractievoorzitter van de ChristenUnie – „me belde kwam het frontaal op me af. In De Stentor stond een lijstje met kanshebbers en daar was ik bij.”
Dat verbaasde u?
„Hm, nee. We hebben bij de ChristenUnie geen honderden kandidaten rondlopen en ik ken Gert-Jan goed. Ik wist wat voor soort mensen er gezocht werden. Ik dacht wel: laat mij maar even met rust. Toen mijn telefoon overging wist ik meteen dat hij het was. Ik klapte mijn apparaat open en zei: ik wil niet dat jij me belt.”
Wat zei hij?
„Hij moest lachen.”
En u zei ja.
„De volgende dag. Ik legde het voor aan mijn vrouw en onze vier dochters. Julia was de enige die nog thuis woonde, we zaten met z’n drieën om de tafel. Sharon, Thamar en Sarah belden ons op onze mobieltjes. Er gingen heel wat decibellen de lucht in toen ik zei dat ik was gevraagd om deel te nemen aan het nieuwe kabinet. Whoeaah! Zij hadden geen bedenktijd nodig.”
Uw taken werden onder andere gezondheidsbevordering en zorg voor dak- en thuislozen. Dat was wat u wilde?
„Als ik een portefeuille had mogen kiezen, dan zou het deze zijn geweest. De passages in het regeerakkoord over preventie en dak- en thuisloosheid had ik zelf kunnen bedenken. Voor de functie moest ik wel uit mijn comfortzone stappen, voor de materie niet. Ik had daar als wethouder al ervaring mee. En ik heb er geen seconde spijt van gehad dat ik dit ben gaan doen. Je kunt in deze positie echt dingen veranderen.”
Wat heeft u veranderd?
„Het past niet bij mij om te zeggen: dit heb ík gedaan. Dat is een soort arrogantie waar ik niet van hou. Je doet het altijd samen met andere mensen. Maar als ik een dossier mag noemen waarin we echt iets hebben bereikt dan is het gezondheidsbevordering. In november 2018 is er met zeventig organisaties een Nationaal Preventieakkoord gesloten om tabaksverslaving, overgewicht en probleemdrinken tegen te gaan. Natuurlijk kan het allemaal beter en minder vrijblijvend, maar we hebben grote stappen gezet. Bij de dak- en thuislozen hebben we ook echt een wissel omgezet. Het uitgangspunt was altijd opvang en nu proberen we dakloosheid te voorkomen, door schuldhulpverlening, door mensen niet uit hun huis te zetten. Bij alles wat ik doe is mijn doel dat iedereen moet kunnen meedoen. Behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden, de eerste les van Jezus. En het werkt, het aantal daklozen daalt.”
Waarvan denkt u: dit had ik beter moeten doen?
„De wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg fixen. Dat is toch wel ingewikkelder gebleken dan ik dacht. Je kunt zeggen: vuist op tafel, we dwingen het af met wetgeving. Maar dat is niet altijd de oplossing.”
Heeft u zelf ooit gerookt?
„Alleen met Oudjaar vroeger, om vuurwerk aan te steken. Maar vuurwerk doe ik niet meer. En ik was de opperpijpstoker van onze pa, samen met mijn tweelingbroer. Reden we in de zomervakantie met zes, zeven, later acht kinderen in de Mazda stationcar naar Luxemburg of Beieren en onderweg stopten wij zijn pijp: onderin luchtig, bovenin strak. En ja, dan moesten we er wel eventjes aan trekken om hem aan te krijgen. We zagen er totaal geen kwaad in. Mijn vader was dominee en mijn moeder had na haar huwelijk tegen hem gezegd: wil je niet gaan roken? Dat vond ze zo gezellig. Negentig procent van de mannen rookte in die tijd. Nu twintig.”
Jullie droegen in die Mazda vast geen gordels.
„Nee, en onderweg zag je wel drie of vier keer een vreselijk ongeluk. Dan lag de boel echt in de pudding. Mijn moeder zei dan: jongens, even de andere kant op kijken.”
Toen gordels verplicht werden gesteld…
„…werd dat als betutteling gezien, ja. Dat woord komt me de neus uit. Het wordt te pas en te onpas gebruikt om er volstrekt gelegitimeerd overheidsingrijpen mee af te doen. Als je weet dat er per jaar twintigduizend doden vallen door tabaksverslaving dan ben ik toch geen knip voor de neus waard als ik daar niets aan doe? Dus heb ik harde maatregelen genomen, ook wettelijke maatregelen.”
Uw maatregelen tegen overgewicht zijn minder streng.
„In dat dossier geloof ik meer in de kunst van het verleiden. Help mensen om gezondere keuzes te maken. Laat supermarkten en de industrie daar hun verantwoordelijkheid in nemen. En als dat te lang duurt, voeren we wat mij betreft direct een suikertax in. Maar ik denk niet dat je gezonder eten beter kunt afdwingen met wetten.”
De mens is onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.
„Zo staat het in de catechismus, ja. Maar niet in de Bijbel. Al geloof ik wel dat iedereen het in zich heeft om verkeerde dingen te doen.”
Hij vertelt over de twee dakloze mannen die zaterdag op hem af kwamen toen hij over het Marktplein in Apeldoorn liep. Hé, Paul, ken je ons nog? Een van de mannen had net twee jaar in de bak gezeten. „Ik vroeg of hem al een woning was aangeboden, en dit en dat, en bij het afscheid was het: heb je nog wat geld voor me? Ik zei: ik wil je wel wat geven, maar dan moet je er geen alcohol voor kopen. Nee, nee, hij zou een visje gaan halen op de markt.”
Heeft hij dat gedaan?
„Als hij toch bier is gaan halen, is dat zijn verantwoordelijkheid. Ik ben niet van het type dat zegt: ik loop even met je mee en koop die kibbeling voor je. Zo ben ik niet. Ik geef hem geld en daarna is het aan hem.”
Als u geen geld bij u had gehad en hij had u gevraagd om met uw pasje sigaretten voor hem te kopen?
„Dan eh, dan zou ik dat gedaan hebben. Je helpt iemand niet door te zeggen: nee. Het zou voor mij wel een mooie aanleiding zijn voor een gesprek over de risico’s van roken. Laatst was ik bij een niet nader te benoemen grootgrutter en een vrouw was bezig om flesjes bier in haar karretje te zetten. Ze zag mij en ze schrok gewoon. Ja, ja, we hebben een feestje. En ik zei niks, hè.” Hij lacht. „Soms denk ik dat ik beter een zak over mijn hoofd kan doen als ik naar een winkel ga. Ze zei: jij bent toch zo tegen roken? Ja, zei ik, maar niet tegen rokers. Ze rookte al heel lang. Ze was één keer gestopt – twee weken. Goed dat je het hebt geprobeerd, zei ik. Haar dochter stond erbij en ik zei: je wilt toch niet dat zij straks geen moeder meer heeft? Nee, dat wilde ze niet. Verder wil ik me er niet mee bemoeien, zei ik, maar ik maak wel die sigaretten duurder. Fijne dag.”
Julia had pijn in haar oog. Daar begon het mee. Een ontsteking, zei de huisarts. Ze werd doorverwezen naar de oogarts en die gaf haar prednison. Op woensdag 21 februari 2018 kwam Paul Blokhuis terug van een dienstreis naar de Cariben en Colombia. De volgende dag kreeg Julia uitval in haar linkerarm en linkerbeen. De neuroloog in het ziekenhuis in Apeldoorn zag bloedstolsels op een van de hartkleppen – levensbedreigend. Julia werd met grote spoed naar het UMC Utrecht gebracht en vrijdagavond onderging ze een openhartoperatie. ’s Nachts om twee uur kwam ze bij op de intensive care. Maar ze zakte al snel weer weg en op zondagmiddag kregen Paul Blokhuis, zijn vrouw en hun drie andere dochters te horen dat ze hersendood was. ’s Avonds werd de apparatuur losgekoppeld. Om acht minuten over half acht stierf ze. Ze had een catastrofale variant van antifosfolipide, een zeldzame auto-immuunziekte waarbij overal in het lichaam bloedstolsels ontstaan.
U vertelde eerder dat u die avond Gert-Jan Segers en Mark Rutte belde.
„Ja, en Gert-Jan begon meteen te huilen. Rutte schrok ontzettend. Joh! Hoe kan dat nou! Hij leefde heel lief mee, de dagen ervoor ook al. Ik had hem op de hoogte gehouden. Die vrijdag was ik niet in de ministerraad geweest.” Hij zucht. „Je gunt het je ergste vijand niet. Een kind van achttien, zo’n lief meisje. Het is één grote bak weemoed. Tot het einde van mijn leven zal ik verdriet hebben.”
Na tweeënhalve week bent u weer gaan werken.
„Er zijn mensen die na de dood van een kind overal mee stoppen. Ik zal dat nooit veroordelen of er een mening over hebben. Iedereen rouwt anders en bij mij past dit, al was tweeënhalve week achteraf wel heel erg snel. Het is een voorrecht dat ik dit werk mag doen en plat gezegd is het ook afleiding. Mijn vrouw is ook vrij snel weer aan het werk gegaan. Zij zit in de zorg.”
Wat deed uw verdriet met het kabinet?
„Het is hartverwarmend hoe er werd meegeleefd. Bij Julia’s afscheidsbijeenkomst in de kerk was meer dan de helft van de bewindspersonen aanwezig. De voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer waren er. Hier op het ministerie zei Bruno” – Bruno Bruins (VVD), de in de coronacrisis wegens oververmoeidheid afgetreden minister van Medische Zorg – „tegen me dat ons team er alleen maar hechter op was geworden. Dat was toen ik na een paar maanden had besloten om voortaan op woensdag thuis te werken. Ik zei tegen hem dat ik me een beetje een parttime staatssecretaris voelde, maar dat blies hij keihard weg. Hij zou nooit iets buiten mij om doen, zei hij. En dat ik die woensdag nodig had om bij mijn verdriet te kunnen komen. Er zijn zo veel bewindspersonen die me nog heel lang berichtjes zijn blijven sturen: ik denk aan je, ik heb een kaarsje voor je kind aangestoken.”
U kreeg ook een berichtje van Willem-Alexander.
„Hij was in Lech op wintersport toen Julia stierf. Een paar dagen later zei ik tegen mijn vrouw: moet je nou zien, een sms’je van de koning. O, zei ze, dan heb je nu zijn mobiele nummer. Het interesseerde haar niet. Ze zat bij Julia. Die was bij ons thuis opgebaard. Later hebben we nog een brief van de koning gekregen. Die hebben we ingelijst. Wat ik mooi vind: mensen die ervaring hebben met het verlies van een broer of een zus zeggen niet dat ze een broer of een zus hebben verloren. Die zeggen: mijn ouders hebben ook een kind verloren. Dat heb ik een paar keer meegemaakt.”
Is uw geloof in God veranderd door Julia’s dood?
„Misschien is het wel sterker geworden. Ik zie zo veel lief medeleven en misschien klinkt het vroom, maar ik leg dat uit als een knipoog uit de hemel. God kan door mensen dingen laten zien. Al heb ik veel vragen. Waarom moest zo’n ontzettend lief meisje overlijden? Ik heb weleens ‘potverdomme’ gezegd. Toen Julia zo ziek was zei ik tegen God: kom op, laat eens wat zien, kom even uit die hemel. Alsof Hij mijn broertje was die naast me stond. Op het brutale af. Maar in mijn ogen wel reëel. Je mag best aan Hem vragen waar dit nou goed voor was.”