Opinie

Dat de HJ Schoo-lezing erg goed was, leest Stephan Sanders nergens

Stephan Sanders

Het gebeurt bijna nooit dat een Nederlands politicus een denker of schrijver noemt, die ik, gezien mijn interesses, zou moeten kennen, maar van wie ik toch nooit heb gehoord. Sigrid Kaag wist in haar HJ Schoo-lezing van 6 september mij zo’n verrassing te bezorgen. Ze „liet zich inspireren” zei ze door Pauli Murray (1910-1985), een zwarte Amerikaanse activiste die streed voor raciale- en gendergelijkheid.

Meteen opgezocht, meteen onder de indruk van de vrouw, die hoogstpersoonlijk twijfelde over haar seksualiteit en gender in een tijd dat daar nog geen premie op stond. Ze liet zich uiteindelijk wijden tot Anglicaans priester op het moment dat het christendom voor veel progressieven vooral toch de krachten van gisteren belichaamde.

Er is veel gezegd over die Schoo-lezing, over de ‘persoonlijke krenking’ en de ‘afrekening met Rutte’ (Martin Sommer in de Volkskrant), over de tactische en strategische inzet van Kaag. Wil ze nu een minderheidskabinet? Nieuwe verkiezingen? Maar dat die lezing erg goed was, las ik nergens.

Zij doet iets opvallends als seculier politicus. D66 was in de loop van de jaren, althans in mijn ogen, zowat uitgegroeid tot een antireligieuze partij. Kaag breekt die ban: ze staat voor het seculiere, maar refereert veelvuldig aan haar katholieke geloofsovertuiging. Ook citeert ze bijbelse spreuken: „Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk.” Daar kun je met gemak kritiek op Rutte in lezen, de man die zich elke visie van het lijf houdt als een gemene ziekte, maar het is niet helemaal onmogelijk dat Kaag het meent en zo gezegd wil hebben, omdat het háár visie is.

Niet lang geleden was zo’n opstelling voor een D66-politicus hoogst ongewenst: pragmatisme was de alfa en de omega van die partij, en religieuze inspiratie was contrabande.

Kaags lezing nam me mee, of beter gezegd terug, naar de tijd dat mijn moeder nog leefde evenals haar buurvrouw en hartsvriendin. Beiden hielden er een grote sympathie op na voor de PPR, de Politieke Partij Radicalen, die in 1972 zeven Kamerzetels wist te halen. De partij was libertair links, later erg gericht op ecologie, solidariteit en de ‘menselijke maat’: hoewel seculier verwees ze zonder schroom naar „radicaal christelijke wortels”. Later werden ze onderdeel van GroenLinks.

Het is die sfeer die Kaag in haar lezing actualiseert, ongeveer zoals Femke Halsema in haar tijd bij GroenLinks het libertaire inbracht bij die partij. Kaag maakt van D66 een bezielde partij, waar vroegere partijgangers bij het woord ‘ziel’ al begonnen te steigeren. Ze is stellig over de noodzaak van een „groter bewustzijn van racisme en discriminatie”, maar waarschuwt ook tegen „fanatisme” dat alles kan „bederven”.

Ik las het en dacht: ‘nul fout’.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.