De matiging is weg en het midden valt uiteen: ziet Den Haag wat het aanricht?

Deze week: de toespraak van Kaag, de desoriëntatie bij Rutte, de kritiek binnen D66, een nachtmerrie op 18 juni, de formatie als farce. Ofwel: wat is een democratie zonder een rationeel midden en politici die zich matigen?

Het voordeel na deze week is wel dat geen verslaggever zich nog hoeft te verlagen tot de ergste clichévraag van een formatie: ‘Hoe is de sfeer?’

Want die is dus waardeloos. Naadje pet. Kon niet slechter.

Na de H.J. Schoolezing van Sigrid Kaag, maandag, voelden partijen zich vrij hierover talrijke details te verstrekken, het ene nog sappiger dan het andere.

Wat ervan klopte kon je zelden met zekerheid vaststellen. Voor mislukte onderhandelingsrondes in een formatie geldt hetzelfde als voor oorlog: het eerste slachtoffer is de waarheid.

Daarbij liet Kaag in haar toespraak merken dat zij het belang van ‘sfeer’ überhaupt niet ziet. Voor haar is politiek, zei ze, zakelijke afspraken maken. Haagse trucjes om meningsverschillen te verzachten – relatiebeheer, ritselen en regelen, partijpolitieke opzetjes – zijn niet aan haar besteed.

De leider van de tweede partij van het land koos zo de hoog gezeten positie van de buitenstaander die komt vertellen wat er aan er aan de Haagse gewoonten en omgangsvormen mankeert. Tegen de kliek.

Het staat in een rijke traditie. Mensen als Van Mierlo, Wiegel, Wilders, Fortuyn: zij wisten allemaal, op hun wijze, het onbehagen over Den Haag te agenderen en uit te spelen. Verzet tegen een naar binnen gekeerd stelsel dat zichzelf in stand houdt met de maskering van ongemakkelijke werkelijkheden.

Het werd vermoedelijk het krachtigst verwoord door Fortuyn: ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg.

Los van de tragische moord op de LPF-voorman, doodgeschoten door een dierenactivist van buiten de politiek, heeft de geschiedenis ook geleerd hoe Den Haag zijn systeemcritici uitschakelt.

Grofweg krijgen ze twee keuzes. Of ze worden uiteindelijk ingekapseld, zoals Van Mierlo en Wiegel, die beiden minister en vicepremier werden. Of ze houden vast aan hun kritiek, zoals Wilders, waarna het isolement wacht.

En je dacht deze week wel: hebben Kaag en haar mensen uitgedacht waar zij willen eindigen?

Het eerste dat je na de toespraak merkte, in de wereld van Rutte maar ook binnen D66, was desoriëntatie. Er was in D66 geruime tijd aan deze toespraak gewerkt, maar niet veel mensen zagen dit aankomen.

Ook Rutte was vooraf niet ingelicht, en zelfs dinsdagmorgen, toen de premier en Kaag elkaar troffen voor bestuurlijk overleg op Algemene Zaken, wisselden ze er geen woord over.

In de VVD waren ze al maanden geërgerd omdat ze maar niet tot zaken met Kaag konden komen. In D66 hoorde je dat zij Rutte bewust op afstand hield: ze wilde praten over inhoud, geen klef gedoe.

Andere partijleiders wisten dat Kaag zich ergert aan het gebrek aan autonomie in Den Haag. Het paladijnengedrag.

Maar ze zagen ook dat haar afstand tot Rutte uitzonderlijk was: tegen andere collega’s kon de D66-leider zeer openhartig zijn, ook over fouten van bekende partijgenoten.

D66’ers zeiden bovendien dat ze Rutte gered had door, anders dan een Kees van der Staaij (SGP), op 1 april niet de motie van wantrouwen tegen hem te steunen inzake zijn onwaarheid over Pieter Omtzigt. Dat mocht de VVD zich wel eens „realiseren”.

Maar in die partij was de beleving totaal anders. VVD’ers zagen een onwillige D66-leider zonder ervaring in de subtiliteiten van een formatie, die steeds herinnerd moest worden aan gemaakte afspraken.

Het ongeluk kondigde zich achteraf dus al vroeg aan. Ook omdat ze in andere partijen zagen dat Ruttes houding veranderde als hij in gezelschap van Wopke Hoekstra was: twee mannen die zich tegen de vrouwelijke indringer keerden.

Een overleg op 18 juni, een vrijdag, toen de zes onderhandelende partijleiders (VVD, D66, CDA, PvdA, GL, CU) bijeen kwamen bij informateur Mariëtte Hamer, was achteraf bepalend. Partijleiders vertelden medewerkers na afloop dat de bijeenkomst „werkelijk verschrikkelijk” was. Een „nachtmerrie”.

Alle matiging was uit het politieke centrum verdwenen. D66 blokkeerde de CU. CDA en VVD blokkeerden PvdA en GL. De CU betwijfelde of ze wilde regeren. En toen er dan toch overeenstemming leek te zijn dat VVD en D66 een inhoudelijk stuk zouden schrijven, werd Hoekstra woedend: waarom mocht het CDA niet meeschrijven?

„Je zag: het midden is gebroken”, hoorde je.

Er bleef zoveel chagrijn hangen dat er ’s zondags eindeloos gebeld moest worden. Het had grote gevolgen: de telefonische afspraken van die zondag, ook die van Rutte en Kaag, werden later verschillend uitgelegd.

Volgens de VVD was het VVD-D66-stuk bedoeld om alsnog één linkse partij los te weken danwel de CU toch over te halen. Volgens D66 was het alleen een inhoudelijke voorzet voor onderhandelingen.

Het leidde tot de impasse die Johan Remkes’ komst naar Den Haag verklaarde – en de inhoud van Kaags toespraak maandag mede bepaalde.

Binnen haar eigen partij was er bewondering voor het hoge Thatcher-gehalte van haar toespraak – don’t wobble. Maar haar optreden daags erna, alsof er niets was gebeurd, wekte verwarring. De ene dag inhoud, visie en grootsheid, de volgende dag: relativeren en zwijgen.

„Dan denk je: maar wat willen we nou?”, zei een partijprominent.

En haar koele omgang met Rutte, alsmede haar voorkeur voor puur zakelijke contacten, miskent het belang van informele relaties in de Haagse binnenwereld, zei een ervaren partijmedewerker.

„Je kán niet zonder.” Anders „kom je vroeg of laat ten val”.

De invloed van haar toespraak op andere partijen was niet gering: ook zij gooiden deze week grieven op straat. Het rationele centrum verloor zichzelf in naijver.

En dus begonnen partijen aan het einde van de week binnenskamers uit zichzelf over nieuwe verkiezingen. Ook in D66. „Liever naar de stembus dan een slecht kabinet”, hoorde je. Een enkeling zag de contouren van de campagne al: Kaag versus Rutte. „Goed affiche.”

Zo deed, na vorige week, het politieke midden verder afbreuk aan de eigen reputatie: als je alles op een rijtje zette kon je er niet omheen dat de partijen in het centrum evenzeer zijn bevangen door verlangens van polarisatie als de flanken die zij daarop zo graag aanvallen.

Dit in een periode dat een Groninger onderzoeksjournalist annex blogger het slachtoffer is van geweld en intimidatie door coronaradicalen. En je in oppositiepartij FVD hoort dat ze het gezag van de overheid niet meer erkent.

Onheilspellende ontwikkelingen die schreeuwen om Haagse matiging als weerwoord en voorbeeld. En je kunt dan denken: misschien lukt het die partijen toch nog zichzelf te hervinden, maar veel objectieve aanleiding voor die aanname was er na deze week niet meer.

Zo gaat de Haagse democratie, ondanks de rem van het evenredig kiesstelsel, steeds meer lijken op landen waar polarisatie nog de enige motor van politiek debat, politieke organisatie en kiezersrekrutering is.

De gevolgen zullen pas echt blijken als het te laat is – als het centrum zichzelf definitief te gronde heeft gericht.

Wat dan resteert is politiek waarin de deelnemers zich alleen nog van hun harde kant laten zien. Waarin geen bezorgde debatten meer worden gevoerd nadat een politicus journalisten (of andere beroepsgroepen) ‘tuig van de richel’ noemt: dat is dan de normaalste zaak van de wereld geworden.