Augustus: de Amsterdammers trekken naar de Middellandse Zee om daar een mooi kleurtje en een lokale virusvariant op te doen. Of ze gaan naar Bakkum, Texel, de Veluwe. Ze zijn in elk geval niet hier. Geen spelende kinderen op straat, geen chaotische fietsdrukte in de ochtendspits. Toeristen en dagjesmensen sjokken wat rond, bekijken elkaar vanaf terrasjes. De stad vervalt in lamlendigheid.
Ik was wel in de stad, in augustus. En ik besloot tot een onderzoek dat bij de landerige sfeer paste.
Bij mij in de buurt, in een sloot langs de Buiksloterdijk, honderd meter lang, tien meter breed, vestigde zich half juli een groep van twintig wilde eenden. Mannetjes. De vrouwtjes waren nog druk bezig hun jongen richting zelfstandigheid te krijgen. De mannetjes hadden niks te doen en hingen dus maar een beetje rond met zijn allen. Ze zagen er niet uit, hun glanzende voorjaarskleuren waren verdwenen, ze waren mottig en vet. In de zomer ruien eenden hun veren, ook hun slagpennen, ze kunnen dan een tijdje niet of nauwelijks vliegen en zoeken een plek op die ze rust en voedsel biedt. Blijkbaar voldeed de sloot aan hun eisen.
Ik was benieuwd naar de dagindeling van de mannenbroeders en liep elke dag even langs. Meestal lagen ze aan de rand van de sloot te slapen. Soms slobberden ze met zijn allen rond in het kroos dat het oppervlak van de sloot geheel bedekte. Meer activiteiten waren er niet. De eenden leidden het leven van middelbare mannen in een all-inclusive resort. Alles wat je wenst op 1.000 vierkante meter.
Vervolgens vroeg ik me af of de eenden het kroos eronder zouden krijgen. Een eend kan twee ons kroos per dag eten. Twintig eenden vier kilo kroos per dag. Kroos groeit razendsnel, elk plantje verdubbelt zich elke drie dagen. Na een paar bewolkte dagen leek het er soms op dat de eenden gingen winnen. Ze sloegen een gat in het groene dek. Dat weer dichtgroeide zodra de zon goed doorbrak. En zo veranderde er wekenlang vrijwel niets bij de sloot.
Tot er, half augustus, vrouwtjes begonnen op te duiken bij de groep. Hun jongen waren het huis uit. Ze sloten zich aan bij het zonnende, slobberende gezelschap. Waar ze meteen voor onrust zorgden. De mannetjes begonnen zich uit te sloven. Herrie te schoppen. Er braken onderlinge gevechten uit. De zomerse vrienden waren rivalen geworden. Die er steeds mooier uit gingen zien naarmate de rui vorderde. Ze transformeerden van gezapige hangbuikmannen in potente jongelingen. Het kroos was de dupe. Actieve eenden eten meer en dan kwamen die vrouwtjes er nog eens bij.
Eind augustus: gekwaak, gespetter en gefluit in een inmiddels bijna kroosvrije sloot. De stad leeft weer.
Stadsecoloog Remco Daalder schrijft hier op gezette tijden over de dieren en vogels van Amsterdam.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data75440806-19c5f3.jpg|https://images.nrc.nl/ifT37QzActWGHByCjvxkNv0iDt8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data75440806-19c5f3.jpg|https://images.nrc.nl/ysayPNeCJalS6mm0kyXa830kdh4=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data75440806-19c5f3.jpg)