Waar zijn de mannetjeseenden gebleven?

Durf te vragen Mannetjeseenden ondergaan een jaarlijkse metamorfose.

Een mannelijke wilde eend staat op het punt van kleed te veranderen.
Een mannelijke wilde eend staat op het punt van kleed te veranderen. Foto Getty Images

De eerste keer dat het opviel was deze zomer. Slootjes vol vrouwelijke wilde eenden: bruingekleurde exemplaren, met een streepje wit en blauw op de vleugel. Maar de woerden, met hun kenmerkende metallic groene kop, waren nergens te bekennen. Waar waren al die mannetjes gebleven?

Ze waren er gewoon, vlak onder mijn neus, vertelt eendenkenner Erik Kleyheeg van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Die schijnbare verdwijning kwam door een tijdelijke metamorfose, die élk jaar bij wilde eenden plaatsvindt. Het was me alleen nu pas opgevallen.

„Net als alle vogels gaan wilde eenden in de rui”, zegt Kleyheeg. „Veren worden jaarrond intensief gebruikt – om mee te vliegen, om de vogels warm te houden, om mee te pronken tijdens de balts. Tegen het einde van het broedseizoen zijn ze vaak flink gehavend.” En dus begint na dat broedseizoen de rui, waarbij het oude verenkleed uitvalt en wordt vervangen door een nieuwe.

Bij sommige vogels verloopt die wisseling geleidelijk, maar watervogels ondergaan een volledige rui: ze verliezen al hun slagpennen in één keer, waardoor ze wekenlang niet kunnen vliegen. Kleyheeg: „Dat maakt ze extra kwetsbaar voor roofdieren, en dan is het niet handig om te veel op te vallen.” Maar bij een soort als de wilde eend hebben de mannetjes het grootste deel van het jaar een kleurig verenpak dat juist bedoeld is om de aandacht te trekken van vrouwelijke soortgenoten en mannelijke rivalen. Tijdens de rui wisselen ze dat prachtkleed om voor een camouflagevariant: het eclipskleed.

Mannelijke wilde eenden helpen niet met de zorg voor hun kroost, en gaan eerder dan vrouwtjes in de rui, vanaf eind mei, zegt Kleyheeg. „In het begin zien ze er wat vlekkerig uit, wanneer de groene kopveertjes langzaam verdwijnen.” In volledige eclips zijn de mannetjes op basis van hun veren nauwelijks van vrouwtjes te onderscheiden. Ervaren vogelaars kunnen wel verschillen zien, aan lichaamsvorm en snavelkleur. Die is bij woerden egaal groengeel, en bij vrouwtjes gevlekt oranje.

Het duurt nog tot oktober

Aan het einde van de zomer, in het begin van september, begint het ‘terugruien’. Inmiddels hebben sommige mannetjes hun eclipskleed alweer verruild voor een prachtkleed; andere zijn daarmee bezig of doen dat later deze maand. Toch duurt het nog tot oktober totdat alle mannelijke wilde eenden hun prachtkleed laten zien, zegt Kleyheeg. „De mannetjes die dit voorjaar zijn geboren, zien er nu ook nog uit als vrouwtjes en gaan pas later in de herfst in de rui.”

Niet van alle eendensoorten ondergaan de mannetjes een metamorfose, benadrukt Kleyheeg. „Bij bergeenden bijvoorbeeld zijn de mannetjes en vrouwtjes vrijwel identiek, dus is er geen afwijkend eclipskleed nodig.” Het in eclips gaan is niet exclusief aan eenden voorbehouden. „Je ziet het ook bij buitenlandse zangvogelsoorten die veel op de grond leven, zoals vinkachtigen en gorzen.”

Het omgekeerde komt ook voor: vrouwtjeseenden die ogen als woerden. „Vrouwtjes van een jaar of 15, niet meer geslachtsrijp, krijgen een mannelijk prachtkleed, zodat ze niet meer worden lastiggevallen. Maar veel eenden bereiken die hoge leeftijd niet.” Ook die transformatie is niet exclusief aan eenden voorbehouden: vorige maand schreven biologen in Current Biology over vrouwelijke witnekkolibries, waarvan 30 procent getooid is met ‘mannelijk’ blauw pluimage, en daardoor minder vaak wordt belaagd door hitsige mannetjes.