‘Het Nederlands leeft, de studie Nederlands is op sterven na dood.” Zo begon schrijver Abdelkader Benali zijn column in Trouw op 31 augustus. Neerlandici voelden zich aangesproken, en een van hen – de Leidse promovenda Aafje de Roest – begon op Twitter en LinkedIn een actie. Onder de hashtag #WijZijnNeerlandici laten (oud-)studenten weten waarom ze ooit voor de studie kozen: bijvoorbeeld uit liefde voor de taal, als goed excuus om veel te mogen lezen, of met de ambitie om docent te worden.
Toch lijken ze daarmee voorbij te gaan aan de strekking van Benali’s column. Hij zegt niet dat de studie Nederlands geen bestaansrecht heeft, of dat neerlandici overbodig zijn. Hij heeft vooral kritiek op de huidige vorm van de opleiding, en constateert dat het aantal studenten dat zich ervoor aanmeldt al jaren dramatisch terugloopt: „Jongeren lopen om de studie heen als was het een rottend karkas.”
Wat betreft die afname heeft hij gelijk. In 2018 meldden zich aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) nog maar zes eerstejaarsstudenten Nederlands aan. In 2019 heeft de universiteit die studierichting daarom helemaal opgedoekt. De Universiteit van Amsterdam biedt de opleiding nog wel aan. Daarnaast zijn er vier andere Nederlandse universiteiten waar de studie wordt gegeven: in Leiden, Groningen, Utrecht en Nijmegen. In 2020 waren er in totaal 200 aanmeldingen van eerstejaarsstudenten Nederlands. In 1995 waren dat er nog 555, in 2010 nog 503, in 2017 nog 222.
In het buitenland is de studie nog wel populair. Zo verwees een artikel in Trouw uit 2019 naar onderzoek van de Taalunie, waaruit bleek dat wereldwijd meer dan 15.000 studenten Nederlands leren buiten het eigen taalgebied. „Zo’n 150 universiteiten in veertig landen bieden Nederlands aan als vreemde taal.” Onder andere in landen als Duitsland en Polen is de studie populair – deels vanwege intrinsieke interesse, deels vanuit banenperspectief.
Moderne literatuur
„Wie na het eindexamen Nederlands nog goesting heeft in de studie Nederlands is voor mij een martelaar”, schrijft Benali. Zo’n uitspraak zal een schop tegen het zere been zijn van neerlandici. In zijn column licht hij ook toe waaróm hij dat vindt: het wetenschappelijke werk raakt geen gevoelige snaar, er worden geen verhalen meer verteld. Moderne literatuur behandelt naar zijn mening te veel literatuur die tussen 1920 en 1980 is geschreven, in plaats van hedendaagse teksten. „We moeten voorbij de canon van de babyboomers. Vrouwelijke schrijvers hebben een stevige opmars gemaakt de afgelopen dertig jaar. En dat geldt ook voor de multiculturele letteren [...].” Ook het gesproken woord zou meer aandacht verdienen. Hij pleit, kortom, niet voor het opheffen van de studie, maar voor een andere invulling ervan.
Toch is het niet zo dat de elementen die Benali noemt nu geheel afwezig zijn in de neerlandistiek. Promovenda De Roest, die de Twitter-campagne startte, publiceerde onlangs nog een artikel over de mogelijkheden van Nederlandse hiphop in de leescultuur: het gesproken woord krijgt dus zeker aandacht.