:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/09/webvan-goghfi.jpg|//images.nrc.nl/6au_tcstveA4tRTl6qkSRXKS4cg=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/09/webvan-goghfi.jpg)
Links: het origineel van De oogst. Rechts: het schilderij dat Kerst W. in 2015 met behulp van vervalste documenten van het Van Gogh Museum bijna via een Duitse handelaar had verkocht. Foto’s Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting), familie Kerst W.
Er zijn er die zeggen: hij moet hopen op gevangenisstraf, want dan kunnen zijn schuldeisers niet meer bij hem komen. Wie hem woensdag zag schuifelen naar zijn stoel voor de raadsheren van het gerechtshof in Zwolle begrijpt wat ze bedoelen. Kerstper ‘Kerst’ W. is nog aan het herstellen van een confrontatie met buitenlandse werknemers van een particuliere geldverstrekker. Dat zeggen althans mensen in zijn omgeving, incluis familie. W. zelf zegt dat hij zes ribben brak en twee rugwervels door van de trap te vallen, tot twee keer toe. Hij deed geen aangifte van mishandeling. Vaststaat: het gaat niet goed met Kerst W.
„Ik ben een gebroken man”, zegt hij zelf. Dat bedoelt hij ook figuurlijk.
De ellende begon bijna vijf jaar geleden toen W., een ondernemer uit Wanneperveen, door rechtbank Overijssel veroordeeld werd voor het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht. Met drie documenten – een valse echtheidsverklaring, een zelf gefabriceerde brief én een gemanipuleerde brief – had hij geprobeerd, in het voorjaar van 2015, om een kopie van een bekend schilderij van Vincent van Gogh te verkopen als een echte. De prijs die hij eraan hing: 15 miljoen euro.
Hoewel geenszins kunstkenner of -liefhebber, is Kerst W. een exponent van de huidige kunstmarkt
Na lang uitstel, mede door corona, diende deze week het hoger beroep. De advocaat-generaal kwam met een hogere eis dan de officier voor de rechtbank. W.’s advocaat, Cees Korvinus, noemde dat „bizar”. Hij vroeg opnieuw om vrijspraak of, als het hof de rechtbank volgt en schuld van zijn cliënt bewezen acht: een louter voorwaardelijke veroordeling of lichte werkstraf.
Hoewel geenszins kunstkenner of -liefhebber, is Kerst W. een exponent van de huidige kunstmarkt. De spectaculaire waardestijging van de allerduurste kunst heeft in de afgelopen twintig jaar niet alleen miljardairs aangetrokken op zoek naar een alternatief beleggingsvehikel, maar ook een keur aan gelukszoekers, criminelen en oplichters. Drugshandelaren stelen regelmatig kunstwerken uit musea als een soort kanskaarten; als ze ooit worden opgepakt kunnen ze die proberen in te zetten voor strafvermindering. Zelfs de grootste kunsthandelaren en veilinghuizen vallen ten prooi aan bendes die geraffineerd vervalsingen op de markt brengen.
Kerst W. is in dit speelveld een kleine speler. Toch leek het er even op dat hij met een aardig schilderij en een staaltje huisvlijt in korte tijd 15 miljoen euro ging verdienen. Dat dacht hij zelf ook. En dus ging het bij het gerechtshof afgelopen woensdag over de brieven en e-mails die op zijn computer en iPad waren aangetroffen tijdens het politieonderzoek in 2015, over de waarde van een Van Gogh, de reputatie van het Van Gogh Museum en de mensen die W. zouden hebben bijgestaan, ingefluisterd, afgeremd of opgejaagd.
Brand
De aanwezige journalisten, van RTV Oost en dagblad De Stentor, hoopten dat de zitting ook enig licht zou werpen op de recente problemen van W. Die hebben niets van doen met kunst of vervalste brieven, maar alles met een brand die onderwerp is van grote opwinding in de gemeente Steenwijkerland. Daar ging in de nacht van 14 op 15 juni van dit jaar hotel Giethoorn2Stay in vlammen op, een bekend, historisch pand dat eeuwenlang te boek stond als Gasterij De Blauwe Hand en waarvan W. de eigenaar is. De politie oordeelde al snel: brandstichting.
Voordat de vlammen hoog oplaaiden was al bekend dat een openbare veiling van het pand op de agenda stond. De particuliere hypotheekverstrekker wilde het hotel annex restaurant verkopen omdat W. geruime tijd niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Betrokkenen en omwonenden, inclusief familieleden en lokale politici, beweren dat W. achter de brand zit, om met het verzekeringsgeld agressieve, particuliere geldverstrekkers van het lijf te houden. Mannen die er blijk van hebben gegeven niet terug te deinzen voor geweld.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76072904-847310.jpg|https://images.nrc.nl/Sr8eC3fohvzEL2A8EO6faSBqtm8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76072904-847310.jpg|https://images.nrc.nl/xJAi-EkhRcZWQ_jnsqek8rfuZCM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76072904-847310.jpg)
Hotel Giethoorn2Stay in Wanneperveen (Overijssel), eigendom van Kerst W., ging in de nacht van 14 op 15 juni door brandstichting in vlammen op.
Foto Persbureau Meter/ANP
Anderen in de gemeente wijzen naar Dana Bosman, de huurder die het pand uitbaatte als hotel annex restaurant en op de dag van de brand hoorde dat ze een rechtszaak met de hypotheekverstrekker van W. had verloren. Die wilde haar uit het pand hebben omdat het hotel-restaurant leeg meer zou opbrengen op de veiling. Bosman hoorde dat ze op last van de rechter binnen dertig dagen moest vertrekken. „En dat zou ik ook hebben gedaan”, laat ze weten. Met de brand heeft ze niks te maken, zegt ze.
Dat zegt W. ook over zichzelf. Die heeft wel de schijn tegen. Het verzekeren en afbranden van eigen bezittingen is een wijze van schuldfinanciering waar W. vaker van is verdacht, al is hij er nooit voor veroordeeld. De politie neemt juist deze zaak hoog op omdat er zeven mensen in het pand verbleven toen iemand een brandbom met benzine op het rieten dak gooide. Het gaat om één werknemer van de huurder van het pand en zes tijdelijk ondergebrachte arbeidsmigranten uit Griekenland.
De Rijksrecherche, zo liet ze eind augustus weten via het tv-programma Opsporing verzocht, hoopt op meer tips uit het publiek, desnoods anoniem. Ze wenst vooral informatie over de witte Opel Corsa die, zichtbaar op camera, in de nacht van de brand langs het hotel reed. De presentator van Opsporing verzocht parafraseerde de woorden van de politie: „We merken dat in en rond Wanneperveen en Meppel veel geruchten over motieven en daders zijn, maar dat die niet met de politie worden gedeeld. Doe dit wel, zelfs rechercheurs weten niet wie achter een tip zit.”
Een familielid van W. zegt onomwonden: „Je kunt de krant volschrijven met wat hij in zijn leven allemaal heeft geflikt. Dit keer is het ook voor hemzelf beter als hij eindelijk eens wordt gepakt. Binnen de gevangenis is hij nu veiliger dan daar buiten.”
Relevante vragen
In de rechtszaal in Zwolle ging het woensdag dus alleen over de Van Gogh. De raadsheren van het hof stelden W. alle relevante vragen opnieuw, opdat hij de kans kreeg zijn onschuld te bepleiten. W. maakte daar nauwelijks gebruik van. Dat was anders in het voorjaar van 2020, toen hij zich bereid toonde tot een gesprek. In een donker, Iers aandoend café in Meppel met de naam Murphy’s Pub vertelde hij hoe belachelijk hij maandenlange gevangenisstraf vindt voor dit vergrijp. Hij had goede hoop dat hij in beroep een werkstraf zou krijgen. Hij zei: „Ik ben niet een man voor de gevangenis. Dat moet mij echt niet gebeuren.” Voor het hof ging hij woensdag een stap verder: „Dan is alles afgelopen.”
W. is een zwaarlijvige man die zijn laatste grijze haren kort houdt. Deze maand wordt hij 63. Zijn berustende glimlach contrasteert enigszins met zijn snelle, binnensmondse manier van praten. Hij omschrijft zichzelf als een „horecaman”. Zijn achternaam schrijven we niet voluit, omdat W. officieel nog altijd verdachte is; hij is immers in beroep gegaan tegen zijn eerdere veroordeling.
Tijdens het gesprek in Meppel, om elf uur ’s morgens, dronk hij met grote slokken vier glazen bier leeg. Op straat wees hij later cafés aan die, zei hij, ooit van hem waren geweest. Hij baatte ooit ook een recreatiepark uit, een compound waarop hij 63 bungalows had laten bouwen, alle met een rieten dak en een steiger voor de deur.
We hadden contact met W. gezocht vanwege de serieuze straf die de rechtbank hem had opgelegd: negen maanden cel waarvan drie voorwaardelijk. Dat is ongewoon voor bedrog op de kunstmarkt, een onderwerp waar wij in die dagen een boek over schreven: Tussen kunst en cash. Illegaal gedrag is er genoeg op de kunstmarkt, maar van serieuze opsporing is zelden sprake. Dat beaamt Richard Bronswijk, de agent die het Team Kunst en Antiek van de Landelijke Eenheid leidt. „We hebben gewoon de mensen niet.”
W. had, aldus de rechter, zelfs de reputatie van de kunsthandel ernstig in gevaar gebracht
Bovendien was de motivering van de strafmaat interessant. In het vonnis lieten de drie rechters van de meervoudige strafkamer optekenen dat ze bij de hoogte van de straf hadden laten meewegen dat het Van Gogh Museum door W.’s toedoen gevaar had gelopen op „enorme reputatieschade”. W. had eveneens de reputatie van kunsthandelaren en zelfs de kunsthandel ernstig in gevaar gebracht. „Bedacht dient te worden”, aldus het vonnis, „dat het hier gaat om handel in (beweerde) kunst van wereldformaat met navenante economische waarde en dat de eventuele verkoop van een schilderij met gebruikmaking van valse documenten, zoals door verdachte was voorgenomen, een enorme impact en verstorende werking kan hebben op het handelsverkeer in die kunstwereld, die als hypergevoelig kan worden aangemerkt, met alle gevolgen van dien voor de economische waarden van kunstobjecten.” Kortom: de zaak tegen W. zegt iets over de wijze waarop de wereld kijkt naar de handel in schilderijen van de allergrootste namen.
In Murphy’s Pub weet W. de gevangenisstraf aan de naam Van Gogh. „Dat met die Van Gogh is echt in mijn gezicht ontploft. En dat komt alleen maar door die naam, Van Gogh. Echt.”
Zoals gezegd: W. is kenner noch liefhebber. „Kijk, ik heb niets met kunst, echt niks. Ik kan meer waardering opbrengen voor een menukaart dan een schilderij.” Wel wist hij wat in de afgelopen decennia met schade en schande is uitgegroeid tot een onwankelbaar gegeven in de kunstwereld: een Van Gogh is pas een Van Gogh als het Van Gogh Museum het zegt. Als hij een schilderij wilde verkopen als een Van Gogh, moest hij overtuigende documentatie van het museum hebben.
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/1309tzbastiaanblockgroot.jpg)
Het schilderij dat W. probeerde te verkopen is een vrijere versie, op iets kleiner formaat, van een schilderij dat in het Van Gogh Museum hangt: De oogst (1888). Dat was een favoriet van de kunstenaar zelf. Vanuit Arles schreef hij aan zijn broer Theo: „Het doek slaat absoluut alle andere dood.” Ook de kopie is geen slecht schilderij, al heeft een taxateur het op last van het OM onlangs getaxeerd op slechts 280 euro.
W. vertelde dat het werk in het begin van de twintigste eeuw in zijn familie kwam nadat een schipper er een schuld mee had vereffend. „De man betaalde ermee.” Op zijn telefoon liet W. documenten zien die dit lijken te bevestigen. Voor het hof zei W. dat hij vergeten was hoe het schilderij in zijn leven was gekomen. „Ik had het in een kast gelegd. Ik hechtte er totaal geen waarde aan.” Tot een van zijn volwassen kinderen hem zei: „Daar moet je de boer mee op.”
„Weet je wel hoeveel Van Goghs doen?” W. vroeg het in Murphy’s Pub, maanden na zijn eerste veroordeling en hij leek nog altijd verbaasd over het antwoord.
Geen Van Gogh
Begin 2015 keek het Van Gogh Museum op verzoek van een kennis annex medewerker van W. naar een foto van het schilderij. Drie maanden later, op 2 maart van dat jaar, liet het museum aan deze kennis weten dat expertiseonderzoek had uitgewezen: geen Van Gogh. Helaas. De formulering waarin het museum dit deed, is standaard. Dat is begrijpelijk, want het Van Gogh krijgt jaarlijks zo’n tweehonderd verzoeken om de echtheid van een schilderij of tekening te onderzoeken. In gemiddeld zo’n tien gevallen per jaar leidt zo’n vraag tot twijfel, of zelfs enige opwinding bij de conservatoren van het museum. Dan willen ze het werk in het echt zien. Zo’n vijf keer per jaar begint het museum vervolgens een serieus, technisch onderzoek, naar verf, doek, herkomst, enzovoorts. Bijna nooit leidt het tot een toeschrijving.
Links het schilderij (afmetingen: 58,5 x 79 cm) dat Kerst W. in 2015 met behulp van vervalste documenten van het Van Gogh Museum bijna via een Duitse handelaar had verkocht. De belangstellende wilde 15 miljoen euro betalen omdat hij er een voorstudie van De oogst in zag. Rechts het origineel van De oogst , een olieverfschilderij dat Vincent van Gogh in juni 1888 in het Zuid-Franse Arles maakte. Het doek, 73,4×91,8 cm groot, hangt in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Foto’s familie Kerst W. en Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Kort na de afwijzingsbrief benaderde W. ten minste twee kunsthandelaren per e-mail. Hij stuurde een foto van het werk, een verslag van een echtheidsonderzoek dat niet door het museum was opgesteld maar wel met het logo en het briefhoofd van het Van Gogh Museum, plus twee korte brieven van het museum, ondertekend door het toenmalige Hoofd Kunst van het museum Marije Vellekoop. Cruciale zin: „We hebben het door u gestuurde materiaal zorgvuldig bestudeerd en zijn van mening dat het werk aan Vincent van Gogh kan worden toegeschreven.”
Dit is bijna dezelfde zin als het Van Gogh gebruikt in de standaard-afwijzingsbrief. Alleen het woordje „niet” ontbrak tussen de woorden „werk” en „aan Vincent van Gogh”.
In een tweede brief die W. vervolgens naar kunsthandelaars stuurde, liet het Hoofd Kunst ook nog weten dat het museum „altijd geïnteresseerd” is „in de eventuele aanschaf van werk van Vincent van Gogh ter uitbreiding van de collectie”. Het museum zou daarom graag „de mogelijkheid tot aanschaf van het werk” willen bespreken „alvorens u met derden verder onderhandelt over een eventuele verkoop”. Dit waren geen manipulaties, deze zinnen waren in hun geheel verzonnen – zonder W.’s medeweten, zegt hij zelf. „Ik heb altijd in de veronderstelling geleefd dat het schilderij echt was en de bijbehorende documentatie eveneens.”
W. benaderde verscheidene handelaars. Eén hapte. Hij zag in het schilderij een voorstudie van De oogst. Later zou de handelaar tegen de politie spreken over een „unieke kans”. Met de door W. verstrekte documenten ging hij naar een collega in Duitsland, omdat die over klanten beschikte die geïnteresseerd waren in „dit soort objecten”. Dat bleek een juiste inschatting. De man vond een klant die overwoog het schilderij te kopen.
Alles liep spaak toen de kunsthandelaar contact opnam met het museum, de autoriteit immers als het om Van Goghs gaat. Het museum verstrekte de man de originele brief, die met het woordje „niet” erin. Ook vertelde het museum nooit een echtheidsverklaring te hebben opgesteld over het schilderij. Museum en handelaar stapten naar de politie en deden aangifte van valsheid in geschrifte en poging tot oplichting.
Neerslachtig
In het najaar van 2016 volgde de veroordeling. De rechtbank achtte niet voldoende bewezen dat W. de brief zelf had vervalst, wel dat hij opzettelijk gebruik had gemaakt van een vals geschrift, „als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd”.
W. ontkende het niet tijdens de ontmoeting in Meppel. Achteraf, zei hij, had hij de situatie verkeerd ingeschat. Hij had zijn vingers aan de kunst gebrand. „Ik wist niets van die wereld. Ik ontdekte dat er ongelofelijk veel mensen in rondlopen, met belangen maar zonder geld en op zoek naar handel. Je moest eens weten hoeveel tussenpersonen eraan te pas komen voor je zo’n schilderij kunt verkopen.”
Achteraf, zei W., had hij de situatie verkeerd ingeschat: hij had zijn vingers aan de kunst gebrand
Hij vertelde over de gevolgen van de rechtszaak. Mensen keken hem met de nek aan. „Opeens was ik een crimineel. Daar ben ik natuurlijk niet vrolijker van geworden, licht uitgedrukt. Het is hier een kleine wereld. Door dat gedoe met dat schilderij willen banken niet meer aan me lenen. Sommige vrienden zijn geen vrienden meer. Gedoe in de familie.”
De neerslachtigheid weerhield W. niet van het doorgaan met ondernemen. Drie jaar na de veroordeling kocht hij Gasterij De Blauwe Hand. Het etablissement is mooi gelegen, in het nationaal park Weerribben-Wieden, tussen twee waterplassen en langs de doorgaande weg van Giethoorn naar Zwartsluis. Het heeft een roemrijk verleden: de deuren gingen voor het eerst open in de zestiende eeuw. Met de aankoop, vertelde W., anticipeerde hij op de groeiende groep Chinezen die afkomen op Giethoorn, het beroemde dorp dat in toeristenfolders wel het „Venetië van het Noorden” wordt genoemd. Het liep anders, mede door de corona-epidemie maar wellicht ook door een inclinatie tot het maken van verkeerde inschattingen. Een lokale krant schreef al in 2015 dat „zakelijk gezien alle sporen doodlopen” bij W. Mensen in Wanneperveen en omgeving die we vragen naar W. spreken over „schimmige zaakjes, altijd al”.
Bekend is vooral een brand uit 2007. Pannenkoekenrestaurant Het Toverbos en de kroeg Windkracht 10 uit Lemmer gingen in vlammen op. Kort daarvoor waren ze in eigendom gekomen van het Marine Centrum Friesland, een bv van W. Hij was net met Reaal een verzekeringspremie overeengekomen. Twee weken later moest de verzekeraar twee miljoen aan W. uitkeren. Reaal vertrouwde het niet en weigerde aanvankelijk te betalen, tot de rechter de verzekeraar daartoe dwong.
W. heeft meer zakelijke geschillen tot civiele rechtszaken laten komen – en in lang niet alle zaken trok hij aan het kortste eind. Maar voor het hof, afgelopen woensdag, leek hij in niets op een gehaaide ondernemer. „Ik kom misschien wat warrig over, mijnheer de rechter, maar dat komt omdat ik momenteel niet zo goed in mijn vel zit.” Hij vertelde dankzij de Van Gogh aan PTSS te lijden, posttraumatische stressstoornis.
W. heeft nooit een cent verdiend aan het schilderij. Een koop was immers nooit gesloten. Zijn advocaat, Cees Korvinus, zette W. woensdag neer als een naïeve scharrelaar. Hij had niemand benadeeld of geschaad, financieel noch qua reputatie. Want wat zijn cliënt had geprobeerd, was bij voorbaat kansloos, en allerminst de grote misdaad die het OM er van maakte. De ontdekking van een nieuwe Van Gogh is wereldnieuws. Het idee dat je die voor miljoenen kunt verkopen zónder dat de experts van het Van Gogh Museum naar hun mening wordt gevraagd, vond Korvinus belachelijk.
Na de zitting schuifelde W. voorzichtig van de trappen van de rechtbank in Zwolle. De verdediging die hij zelf had gevoerd – als daarvan gesproken kon worden – was helder: ik wist niks, ik weet niets. Hij was slachtoffer van de prijsexplosie op de kunstmarkt die hem verleid had tot een stompzinnige daad. Hij had verondersteld met een vlot geschilderd landschapschilderij multimiljonair te kunnen worden. „Ik ben geen brave hendrik, maar ook geen crimineel.”
Uitspraak volgt binnen twee weken, beloofde de president van het hof.