Werkgelegenheidscijfers, schuldplafonds, stimuleringspakketten en technologiereuzen: aan aandacht voor Amerikaanse onderwerpen in de berichtgeving over de economie is geen gebrek. Logisch: de stemming op de Europese beurzen wordt gedomineerd door Wall Street, ons dagelijkse digitale leven is in handen van Silicon Valley en omstreken. En de Amerikaanse politiek is van groot belang voor Europa’s politieke en economisch veiligheid. Nog los van de culturele invloed, die enorm blijft. Zie ‘framen’, ‘narratief’, ‘main stream media’, ‘blocken’, ‘cancelen’. Allemaal culturele import.
Bij die fixatie op alles wat Amerikaans is, vergeten we dat er een toekomst aankomt waarin China veel meer aandacht vraagt. Want wat daar gebeurt, is minstens zo belangrijk aan het worden.
Als de mensheid zich langzaam ontwikkelt naar een toestand waarin iedereen min of meer even welvarend is, dan tellen voor de economische machtsverhoudingen in de wereld gewoon weer bevolkingsaantallen. Net als lang geleden – zie het werk van de economisch historicus Angus Maddison. China en India hadden lange tijd de grootste economie, met ieder een kwart tot een derde van het wereldtotaal. Totdat de Europese kolonisatiegolf, gevolgd door de industriële revolutie, leidde tot de dominantie van het Westen.
Nu gaan we terug naar normaal. Natuurlijk: sommige landen en gebieden zullen het beter doen dan andere. Van India moet je het nog maar zien. Maar China heeft een uitstekende uitgangspositie. En dat heeft gevolgen.
Het aandeel van China in de wereldeconomie is op dit moment een kleine 17 procent. Stel, als gedachte-oefening, dat voor de rest alles hetzelfde blijft, maar de Chinese welvaart per hoofd van de bevolking (nu 11.800 dollar) toeneemt tot de Zuid-Koreaanse (nu 34.900 dollar). In dat geval zou China al 37 procent van het wereldwijde bbp voor zijn rekening nemen. Dat is geheel denkbaar. Dystopische variant: als de Chinese welvaart de Amerikaanse uiteindelijk evenaart, en al het andere hetzelfde blijft, dan zou China goed zijn voor de helft van de wereldeconomie.
Daarom is het belangrijk om goed te volgen wat er nu onder president Xi Jinping gebeurt: zie economisch commentator Andy Xie in de Hongkongse South China Morning Post – een krant waarvan voor de afhankelijkheid al wordt gevreesd, maar stukken als die van Xie mogen kennelijk nog.
Volgens Xie zijn we op dit moment getuige van een nieuwe vormgeving van de Chinese economie. Druk op de allerrijksten en hun tot titanen uitgegroeide bedrijven moet leiden tot een betere verdeling van welvaart. En tot het herstel van de staatsmacht in sectoren die er het meest toe doen, met name onderwijs, de techsector, data en cultuur. Daarbij gaat het volgens Xie niet zozeer om economische staatsmacht, maar om inhoudelijke macht: de staat als belangrijkste ‘content creator’, met een ijzeren greep op de distributie daarvan.
Het nieuwe Chinese model bestaat er volgens Xie uit dat staatskapitaal de belangrijkste strategische activiteiten beheert, terwijl private ondernemingen de rest voor hun rekening nemen. Als zij daarbij te groot worden, komen zij onder staatscontrole. Het kleinbedrijf, waar de meeste mensen werken, wordt goeddeels ongemoeid gelaten. Maar te grote individuele welvaart wordt teruggepompt in de maatschappij. En niemand dan de overheid mag zich bezighouden met het beheersen van de gedachten van het volk. Dat is de grootmacht die binnen een decennium of twee onze wereldeconomie beheerst. Goed om nu al net zo obsessief te volgen als we met Amerika gewend zijn te doen, niet?