Recensie

Recensie Boeken

In de martelkamers van Pinochet

Miguel Bonnefoy Deze Chileens-Franse schrijver maakt de geschiedenis van de immigranten in het Zuid-Amerikaanse land met fijne vertelkunst tot een mooi leesavontuur.

Foto Getty Images

In een paar jaar is Miguel Bonnefoy (1986) een publiekslieveling geworden. Welbespraakt, geschoold in retorica op Franse lycea in Latijns-Amerika en Europa. Als zoon van een Venezolaanse diplomate en een Chileense schrijver spreekt hij twee talen vloeiend, zijn moedertaal Spaans en de taal waarin hij onderwijs kreeg en waarin hij schrijft, het Frans.

Zijn derde roman Erfgoed is, net als zijn eerdere, doordesemd van die beide culturen. Het is een fresco, een flamboyante, breed uitwaaierende familiegeschiedenis, die begint met Lazare Lonsonier, wiens vader aan het eind van de 19de eeuw Frankrijk verliet. Hij was wijnbouwer in de Jura toen zijn wijnstokken door de druifluis werden getroffen en hij failliet ging. Met een paar franc en een laatste wijnstok ging hij scheep naar Californië, maar strandde in Chili.

Dat leven, van Lazare en zijn nakomelingen, schetst Bonnefoy met verve, in kleurrijk en wervelend taalgebruik, steeds vanuit het perspectief van een van zijn vele personages. Vier generaties én de grote geschiedenis vangt hij in 208 bladzijden, tot in het Chili van dictator Pinochet. Een fijne vertelkunst met levendige details maakt het tot een mooi leesavontuur, al struikel je soms over de vele personages en raakt de tijdlijn bij tijd en wijle uit het zicht.

Lazare groeit op in een enclave in Santiago waar de emigranten zich Franser gedragen dan de Fransen zelf, ook al zijn de kinderen van de eerste migranten daar nooit geweest. Dat het door Duitsland wordt aangevallen bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, resoneert in Santiago. Lazare waagt met zijn broers de oversteek naar Europa, hij wil dat fabelachtige land verdedigen, lang zal de oorlog immers niet duren. Maar in de loopgraven verdampen de illusies snel. Hij raakt gewond en ontwaakt in een kamer waarvan het raam beschilderd is in de kleuren van exotische vogels.

Vogels, vliegen, felle kleuren – het zijn terugkerende motieven. Het Latijns-Amerikaanse deel van het boek zit vol met Andes-buizerds, valken, condors, leeuweriken en dwergpapegaaien. Sommige vliegen hoog boven de Andes, andere worden gekooid, als de Chilenen die in opstand komen tegen hun dictator. Lazares vrouw bouwt een volière, zijn dochter ontwikkelt een passie voor alles met vliegen en bouwt eigenhandig een vliegtuig in de tuin – poëtisch mooi en hopeloos treurig tegelijk. Bonnefoy presenteert ons een keur aan bijzondere personages: de sjamaan Aukan, die ‘levitatie’ predikt, een waterdrager die ter zuivering citroenen in baden legt, een hongerige jongen die inbreekt in een hostiefabriek om datzelfde bedrijf jaren later te redden en een Franse trompettist die in Valparaíso van boord stapt met fluiten, saxofoons, klarinetten en een reusachtige tuba, waarna hij een compleet symfonieorkest opricht.

Daarbij laat Bonnefoy – al dan niet bewust in Zuid-Amerikaanse traditie – realiteit en magisch-realisme door elkaar lopen. Een jonge Duitser, van wie we weten dat hij door toedoen van Lazare is gestorven in de loopgraven, draaft bijvoorbeeld op om diens dood aan te kondigen.

In het laatste deel beland je in de martelkamers van Pinochet met Ilario Da, de vierde generatie Lonsonier. Het is gebaseerd op het gruwelijke relaas van Bonnefoys vader, een activistisch schrijver die tijdens de dictatuur in Chili werd opgepakt maar erin slaagde naar Frankrijk te vluchten. Dit schrijverschap borrelt en bloeit. Miguel Bonnefoy is nog lang niet uitverteld.