In de Hoornder kerk op Texel vertolken mezzosopraan Ekaterina Levental en pianist Kimball Huigens liederen van Nikolaj Medtner (1880-1951). Voor de revolutie van 1917 was hij een van de beroemdste componisten van Rusland. Maar omdat hij onder het bewind van de bolsjewieken geen toekomst meende te hebben, emigreerde hij naar West-Europa, waar hij na zijn dood in de vergetelheid raakte. Een paar jaar geleden dolf pianist Frank Peters zijn muziek uit de archieven op. Sindsdien wijdt hij met Levental een cd-project aan hem, dat vorige week met de belangrijkste Russische muziekprijs is bekroond.
Terwijl ik naar de mooie stem van Levental luister en de liedteksten van de dichters Achmatova, Goemiljov en Tjoettsjev lees, besef ik ineens dat er volgende week parlementsverkiezingen in Rusland worden gehouden. Bij voorbaat zijn die door de partij van Poetin gewonnen. Zo zit de grootste tegenstander van het Kremlin, Aleksej Navalny, in een strafkamp, waar hij waarschijnlijk nooit meer uitkomt. En ook wordt het ene na het andere kritische nieuwsmedium de nek omgedraaid.
Terug in mijn Texelse onderkomen begin ik aan Zachar Prilepins The monastery, de 752 bladzijden dikke Engelse vertaling van zijn roman over een voormalig klooster op de Solovjetski-eilanden in de Witte Zee, dat Lenin in de jaren twintig liet inrichten als concentratiekamp voor zijn tegenstanders. De levensomstandigheden waren er gruwelijk. Lastige gevangen werden ’s zomers aan een paal vastgebonden om door de muggen te worden opgegeten. ’s Winters diende de kou als geseling, met temperaturen tot min dertig graden.
Toen in de jaren dertig geruchten over die wantoestanden naar buiten sijpelden, werd de gevierde schrijver Maksim Gorki door Stalin met een officiële delegatie naar dat klooster gestuurd. Tijdens zijn bezoek was alles natuurlijk voorbeeldig. Toch voerde Gorki, voor zijn eigen geweten, in het kamp een gesprek onder vier ogen met een jongetje. Met een bleek gezicht keerde hij van die ontmoeting terug. Blijkbaar had het ventje hem alles verteld. Voor zijn loslippigheid zou hij enkele dagen later worden geëxecuteerd.
Zachar Prilepin (1975), een extreem-nationalistische Russische schrijver die in 2014 in Donetsk tegen het Oekraïense leger vocht, heeft voor zijn boek maandenlang onderzoek gedaan in de archieven van het klooster. Daarom leest zijn verhaal ook zo waarachtig. Hoofdpersoon is de 27-jarige gevangene Artjom, die een verhouding aangaat met kampbewaakster Natalia. Zij zorgt ervoor dat hij in een ander deel van het klooster belandt, waar hij minder zwaar werk hoeft te doen en getuige is van de verschrikkingen om hem heen. Prilepin zet die wreedheden zo goed neer dat je hem moeiteloos kunt vergelijken met kampschrijvers zoals Aleksandr Solzjenitsyn, Varlam Sjalamov, Jevgeni Volodazkin en Guzel Jachina.
In de zomer van 2009 bezocht ik de Solovjetski-eilanden zelf. De gladde zee had er net zo’n parelmoeren glans als op Texel. Ik tuurde in het diepe ravijn waar gevangenen in gekieperd werden en zag de paal waaraan ze aan de muggen werden gevoerd. Er was weinig voor nodig om je te verplaatsen in hun leed. Toch bestond er ook een rijk intellectueel leven, wat onder meer kwam door de filosoof Pavel Florenski, die er gevangen zat. Wat dat laatste betreft heeft Aleksej Navalny het moeilijker, want die zit opgesloten tussen het grootst denkbare tuig. Prilepin zou ook over hem een roman moeten schrijven.