Interview

‘Ik voel me weer veilig, maar we zijn wel ons land kwijt’

Dagboek Kabul NRC houdt contact met Afghaanse medewerkers van de ambassade in Kabul. Deze week kwamen zij aan in Nederland.

Dagboek Kabul

Tussen duizenden wanhopige mensen beweegt ze zich al duwend en trekkend langzaam vooruit. Dan weet ze met hulp van haar broer op een betonnen muurtje bij het vliegveld te klimmen. Vanaf deze hoogte kan ze de speciale eenheden van Nederland zien. Ze haalt beide benen open aan het prikkeldraad, maar dat deert haar niet. Ze springt. Eindelijk, ze is er doorheen.

Krap een week later zijn de wonden op haar benen geheeld en blikt Muzghan Mehr (33) terug op hoe ze na dagen vol mislukte vluchtpogingen haar vrijheid tegemoet sprong. Ze is inmiddels gearriveerd in kazerne Zoutkamp, waar ruim 500 Afghaanse evacués worden opgevangen, onder wie 37 man ambassadepersoneel met hun familieleden – in totaal zo’n 200 mensen.

Mehr werkte ruim acht jaar als consulair medewerker voor de Nederlandse ambassade in de Afghaanse hoofdstad Kabul. De laatste maanden was ze dagelijks betrokken bij evacuaties van de 111 Afghaanse tolken die voor Defensie werkten in Afghanistan en eerder al met hun gezinnen naar Nederland kwamen.

Daar komt een abrupt einde aan op zondag 15 augustus. Op de dag dat Kabul na twintig jaar oorlog terug in handen valt van de Taliban, treft ze die ochtend, samen met verbouwereerde collega’s, een verlaten ambassade aan. NRC volgt Mehr en haar ambassadecollega’s Tahmeena Sattari (28, adviseur mensenrechten en gender) en Mojeeb Hairan (33, plaatsvervangend operationeel manager) sindsdien op de voet. In de dagen die volgen, zitten ze bijna een week vast in Kabul.

In de vroege zaterdagochtend van 21 augustus weten ze met behulp van een ingevlogen crisisteam van tientallen Nederlandse militairen te ontsnappen uit de chaos. Ze vliegen via Pakistan en Turkije naar Schiphol en worden vervolgens opgevangen in de leegstaande kazerne Zoutkamp in de Groningse gemeente Het Hogeland.

Alles kwijt

Voor het eerst durven ze nu hun verhaal in alle openheid te doen. En kunnen we hun verhaal optekenen met hun echte namen – in de eerdere dagboeken werden ze voor hun veiligheid anoniem opgevoerd. Ze zijn zwaar vermoeid door slapeloze nachten, maar er is een enorme last van hen afgevallen. Mehr: „Het enige waar ik al die dagen aan moest denken, was dat ik zo snel mogelijk een veilige plek wilde bereiken. Zonder beschietingen, zonder bommen en zonder Taliban.” Tegelijkertijd daalt langzaam de realiteit in. „De sfeer is hier goed. De stressvolle afgelopen week en vlucht uit Afghanistan wil ik zo snel mogelijk vergeten. Maar dat heeft tijd nodig. Uiteindelijk zijn we alles kwijt.”

Muzghan Mehr.
Foto Kees van der Veen
Mojeeb Hairan.
Foto Kees van der Veen
Tahmeena Sattari.
Foto Kees van de Veen
Van links naar rechts: Muzghan Mehr, Mojeeb Hairan en Tahmeena Sattari.
Foto’s Kees van de Veen

Dat geldt ook voor haar collega Sattari. Zij heeft besloten om het nieuws uit Afghanistan even niet meer te volgen („Het deprimeert me”) en probeert deze dagen vooral wat tot rust te komen. „Ik ben zo blij hier kleine dagelijkse dingen te zien. Kinderen die buiten spelen.”

Op de kazerne in Zoutkamp deelt Sattari een kamer met negen mensen. Sommige families zitten verdeeld over verschillende kamers. „We horen dat dit misschien niet de beste plek is in Nederland, maar voor ons is dit geweldig. Alle stress is van ons afgevallen. Na die strijd, een week lang, voel ik me nu zo anders.”

In quarantaine

De noodopvang startte met een verplichte quarantaine van tien dagen. Na aankomst testten ze alle drie negatief op het coronavirus – als ambassademedewerkers zijn ze in Kabul gevaccineerd. Toch snottert Hairan wat als we hem donderdagmiddag over de telefoon spreken. „Ik heb een stevige verkoudheid te pakken. Bij het vliegveld in Kabul stond ik urenlang in de brandende zon. Nu sta ik hier in de kou te kuchen”, vertelt hij.

Zijn status als asielzoeker voelt gek – als ambassademanager was hij al zo’n twaalf keer in Nederland. „Ik wil blijven en hoop dat mijn collega’s ook kunnen blijven. Maar mijn grootste zorg is nu mijn familie. Mijn vrouw, twee kinderen en ouders zijn al eerder gevlucht naar Turkije. Wat gebeurt er met hen? Worden ze teruggestuurd naar Afghanistan?”

Naast de zorgen over zijn gezin is er onzekerheid over de toekomst. Vinden ze een huis, een baan die past bij hun opleiding? Mehr zegt strijdlustig te zijn en probeert dat gevoel over te brengen op de rest van het geëvacueerde personeel en hun familieleden. De groep van ruim tweehonderd mensen, onder wie ook beveiligers, tuinmannen en schoonmakers, is veelal ongeschoold. „Ik zie hun vermoeide gezichten. Maar we zijn veilig. Ik praat met ze en zeg: ‘grijp deze kans, leer Nederlands en volg onderwijs. Verdiep je in de cultuur’. De meesten spreken basaal Engels, maar dit land is compleet nieuw voor ze.”

De verwachting is dat de groep na afloop van de quarantaineperiode wordt verdeeld over nieuwe plekken in Nederland. Mehr heeft net een gesprek gehad met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over haar verblijfsvergunning, vertelt ze vrijdag.

Een dag eerder kwamen bij aanslagen bij de luchthaven van Kabul zeker 85 mensen om het leven. „Het ging nergens anders over tijdens het avondeten. Iedereen vindt het verschrikkelijk wat er is gebeurd en maakt zich grote zorgen over familie of vrienden. Zeker toen vanmorgen het internet uitviel en mensen even geen contact meer hadden met Afghanistan.” Ook wil iedereen weten hoe het afloopt met de mensen die voor Nederland hebben gewerkt en geëvacueerd zouden worden, maar die vooralsnog zijn achtergebleven.

Plichtsbesef

Mehr vertelt over de angstige laatste week in Kabul. „Voordat de Taliban kwamen, leefde ik alleen met mijn broer. Mijn ouders, broertje en twee jongere zussen waren eerder al gevlucht naar Iran. Ik ben gebleven uit plichtsbesef, omdat ik mijn contract met de ambassade wilde nakomen. Ik hield van mijn werk. Mijn vader heeft mijn broer gesommeerd bij mij te blijven.”

De snelle opmars van de Taliban verbaast haar nog steeds. „Al mijn hoop verdween, er was alleen nog maar angst en paniek. Nu voel ik me weer veilig. Maar we zijn wel ons land kwijt.”

Met medewerking van Lisa Dupuy.