Opinie

Achttien partijen in het parlement, is dat democratie of politiek narcisme?

Politiek De aanhoudende blinde woede op sociale media ondermijnt fataal het politieke bedrijf. Machthebbers negeren die gewoon, waardoor ook gerichte kritiek geen effect meer sorteert, stelt .
Illustratie Cyprian Koscielniak
Illustratie Cyprian Koscielniak

Toen eerder deze maand de Taliban oprukten naar Kabul, eiste de politiek leider van de eenmansfractie BoerBurgerBeweging, Caroline van der Plas, dat de Nederlandse regering direct vliegtuigen zou sturen om de Afghaanse tolken op te halen. Dat klonk gedreven – jammer dat ze een maand daarvoor tegen een motie had gestemd die precies dát van de Nederlandse regering had gevraagd. Huh? Toen Van der Plas daar door een jonge CDA-politicus fijntjes op werd gewezen, reageerde ze zuchtend en steunend in een filmpje op haar twitteraccount, @lientje1967. Ze gaf toen toe dat ze als Kamerlid alle debatten over deze kwestie had gemist, maar beseften we wel dat je als leider van een eenmansfractie zowat alles zelf moet doen? Waarom ze bij de stemming van de motie vergeten was haar hand op te steken, ze had echt geen idee.

Klein bier – maar natuurlijk stemde Van der Plas begin juli vol overtuiging tegen het terughalen van de tolken en een paar weken later, toen het sentiment de andere kant op was geslagen, met net zoveel overtuiging vóór. Dat is geen inconsequente, opportunistische politiek. Dat is gewoon politiek. De kiezers van @lientje1967 dachten vorige maand: niet wéér die buitenlanders hier naartoe halen – en dat denken ze nog steeds. Maar toen personeel dat ons Nederlanders trouw gediend had harteloos aan zijn lot dreigde te worden overgelaten, moest die luie, harteloze regering meteen een schop onder haar kont krijgen.

Agressie en sentiment, beweerde Carl Gustav Jung al, zijn twee kanten van dezelfde medaille. Wat telt is de emotie van het moment.

Emotieprikkels

Wie denkt dat het gaat helpen wanneer je deze schaamteloze hypocrisie blootlegt, heeft het niet begrepen. Het is de politiek van het lege gebaar. Het maakt niet uit of de gebaren elkaar tegenspreken – sterker nog, meestal is dat de bedoeling. Juist omdat het slechts gebaren zijn, emotieprikkels, kun je er alle kanten mee op. De burger ziet zich telkens bevestigd, hijzelf is immers allesbehalve consequent.

Je kunt daarom waarschuwen dat het wat het klimaat betreft vijf over twaalf is en tegelijk knipogen dat we gewoon een lap vlees op de barbecue moeten blijven kunnen leggen. Je kunt deemoedig het hoofd buigen en zeggen dat het tijd is voor een nieuwe bestuurscultuur en stug op de oude weg voortgaan. ‘Nieuw leiderschap’ kun je uitstekend aanwenden om oude politiek te bedrijven.

Lees ook: Nieuwe leiders, nieuwe ideeën – en oude fluisteraars op de achtergrond

Dat opportunisme in de politiek, dat tergende gebrek aan overtuiging, maakt veel mensen ziedend. Mij ook. Scroll een kwartiertje op Twitter en je krijgt de indruk dat de revolutie ophanden is. Maar in werkelijkheid vinden heel veel meer mensen het best. De partij van @lientje1967 staat inmiddels hoger in de peilingen dan het CDA, het boegbeeld zelf is met haar gewiekste nuchterheid niet van het scherm af te slaan. De VVD van Mark Rutte, die op de opiniepagina’s en in de sociale media zo ongeveer dagelijks wordt afgefakkeld, krijgt er per week een zetel bij.

De partij van @lientje1967 staat inmiddels hoger in de peilingen dan het CDA

De nieuwe bestuurscultuur, die na de affaire-Omtzigt zo ongeveer door iedereen in Den Haag breed werd uitgedragen, is alweer een uitgekauwde frase, zoiets als ‘participatiesamenleving’ – ik noem maar een dode mus. Over de felste pleitbezorger van die gewenste cultuuromslag, Pieter Omtzigt zelf, wordt door het establishment consequent met afkeer en dedain gesproken.

Nederland anno nu: roepen dat alles anders moet, zodat alles hetzelfde kan blijven.

Maar is het echt alleen de schuld van de politiek? Volgens de Amerikaanse politiek wetenschapper Tom Nichols is het grootste probleem niet de huidige politieke cultuur, dat zijn wij zelf. In zijn boek Our Own Worst Enemy, zojuist verschenen, hamert hij er zijn moralistische boodschap in: burgers zijn niet langer burgers, maar enkel nog narcistische, verwende consumenten, links of rechts, die slechts bediend willen worden door de politiek. Nichols: „Democratie is een systeem van een bepaalde manier van handelen en overtuigingen, niet een machine die wensen vervult.”

Bij iedere gesignaleerde misstand kondigen ze luidkeels de apocalyps af. Ze slaan aan bij elke problematische uitspraak of ontsporing, het maakt niet uit of die om de hoek of aan de andere kant van de wereld plaatsvindt. Ze verklaren de liberale democratie dagelijks als hopeloos kapot, puinhopen, tyfuszooi, the system is broken, dit land is stuk. Andere burgers beschouwen ze als de vijand waar gewoon niet langer mee te praten valt. Iedere poging tot begrip geldt als verraad.

Niet alleen onze politici bedienen zich van lege gebaren, aldus Nichols, wijzelf doen dat net zo goed. „We zijn een performatieve cultuur geworden, waarin we onze politieke overtuigingen en zelfs onze smaak en voorkeuren ieder moment van de dag etaleren.”

Gewillig gek

De schokkende invasie van het Capitool op 6 januari dit jaar was volgens Nichols dan ook louter een opstand van naar sensatie hunkerende mensen uit de middenklasse die zich gewillig gek hadden laten maken door de uitzinnigste retoriek en samenzweringstheorieën, deels uit aangemoedigde eigenwaan, deels uit verveling. Aan een stuk moord en brand roepen, ook als het echte misstanden en schokkende gebeurtenissen betreft, is geen engagement, het is domweg narcisme.

Nichols weet heel goed dat hij provoceert, hij geniet daar merkbaar van. Zijn boek lezen is een beetje alsof je vierentwintig uur met Maarten van Rossem in een lift zit opgesloten.

Zijn grootste provocatie bestaat eruit dat hij ons onze oprechte verontwaardiging lijkt af te willen nemen. Dat is een hedendaagse doodzonde. Want het ís toch ook heel erg? Nichols moet dat ook, tussen zijn montere gescheld door, keer op keer toegeven. Er zijn reusachtige problemen, er is grote ongelijkheid, de klimaatcrisis is reëel, de liberale democratie schiet vaak hopeloos tekort.

Met kritiek als die van Nichols kun je twee kanten op. Je kunt, zoals hij veelvuldig doet, zeggen dat we niet moeten overdrijven. Vroeger was het echt niet beter, tuttut, onze zorgen zijn relatief wanneer je kijkt naar de statistieken van de afgelopen eeuw. De liberale democratie hautain afwijzen omdat ze het zo vaak laat afweten, is in zijn ogen onverantwoordelijk divagedrag. Niet Trump ondermijnde de democratie, stelt hij in interviews over zijn boek, dat doen we zelf.

Aan een stuk moord en brand roepen is geen engagement, toch doen we het: het is te lekker

Dat gesus is mij te gemakkelijk. Niets zo ergerlijk als de man – zelden een vrouw – die wanneer je je ergens zorgen over maakt, komt aanlopen met een grafiek waaruit blijkt dat het in de Middeleeuwen echt veel erger was. Maar je kunt ook stellen dat juist de oververhitting van het publieke debat, dat aanhoudende koor van hyperbolische stellingnames en gekwelde kreten, de broodnodige, scherpe, gerichte kritiek op het politieke bedrijf en het gevoerde beleid aan het zicht onttrekt. Juist door de overkill, de gierende digitale verontwaardiging, wordt het voor hen tegen wie de kritiek is gericht steeds gemakkelijker om er de schouders over op te halen – wat de frustratie alleen maar weer groter maakt.

Lees ook: Hoe overheid en burger elkaar kwijtraakten

Noem het de paradox van de woede. Hoe bozer we zijn, des te minder effect die woede lijkt te sorteren.

#hugohoujebek

De uitzinnige kritiek van Willem Engel en zijn roodaangelopen volgelingen maakt de gerichte kritiek op het Nederlandse coronabeleid praktisch onzichtbaar. Roepen dat je de nieuwe Anne Frank bent omdat je je vaccinatiebewijs moeten laten zien, geeft de verantwoordelijke politici geen ongemakkelijk gevoel – integendeel. Wanneer, zoals afgelopen week, #hugohoujebek een dag trending is op Twitter, dan is dat een oprisping, die het minister Hugo de Jonge alleen maar gemakkelijker maakt zijn schouders op te halen. Onlangs zei hij in de Volkskrant over de reacties die hij krijgt: „Op een gemiddelde dag zijn dat vijf- á zesduizend berichten via sociale media. Er zijn ook dagen waarop je dik over de tienduizend reacties gaat, veelal haatreacties.”

Twitter, ach ja Twitter. Morgen is er weer iets anders. #Kutland.

Zo gaat het inmiddels ook in de Tweede Kamer. Tom-Jan Meeus, onlangs in NRC: „de meeste politici uit regeringspartijen ervaren al jaren, in contacten met de oppositie en op sociale media, dat hun werk voortdurend wordt afgebrand: elite, leugenaars, et cetera.” Politici zijn vooral bezig te overleven, omdat ze ieder moment het slachtoffer kunnen worden van het permanente volksoproer. Dat heeft tot gevolg dat ze nog dubbelhartiger worden – of gewoon cynisch.

Opnieuw Hugo de Jonge, in hetzelfde interview: „We hebben inmiddels achttien fracties in de Kamer, en als een Kamerdebat niet meer is dan steeds luidruchtiger achttien keer de groetjes doen aan de eigen achterban, geformuleerd in bijtende verwijten en botte beledigingen, dan zijn we best ver van huis.”

Best ver van huis. Let op, het is een geriefelijke verzuchting, omdat het voortdurende gekrakeel voor eigen parochie van al die partijtjes de angel uit de oppositie haalt. Achttien partijen in het parlement, is dat democratie of politiek narcisme? En je kunt gerust stellen dat zeventien jaar hatelijke uitzinnigheid van Wilders en zijn geestverwanten het tijdperk-Rutte mogelijk heeft gemaakt. Aandacht genoeg, maar geen macht, niks, nada.

Reële systeemkritiek

In zo’n klimaat is het ook gemakkelijk de reële systeemkritiek van Omtzigt in het kamp van de populistische oprispingen van buitenaf weg te parkeren.

Illustratie Cyprian Koscielniak

Op de linkerflank wordt steeds luider de radicaliteit bezongen, maar toch vooral met woorden. De Rotterdamse socioloog en filosoof Willem Schinkel, die geldt als een van de ideologen van de eenmansfractie Bij1, vorige maand in NRC: „Bij1 is een reële bedreiging voor de bestaande liberale orde. We zijn er niet om parlementaire invloed te hebben, maar om de orde te verstoren.”

Ik heb hier op gekauwd. Van mij mag de liberale orde verstoord worden, en hard ook, maar als je er niet op uit bent om als politieke partij parlementaire invloed te hebben, waar bestaat die „reële bedreiging van de liberale orde” dan uit? Leg het me uit. Mark Rutte krijgt in de debatten in de Tweede Kamer geen vat op de scherpe Sylvana Simons, zeker, het is genieten, niet alleen voor de Bij1-achterban. Maar vooralsnog stuurt een ogenschijnlijk onwrikbare liberale orde rustig aan op een kabinet-Rutte IV.

Als je radicaal bent, als je zonder dat je de bestaande orde met geweld omver wilt werpen, de revolutie uitroept, zal je het toch echt van invloed moeten hebben – binnen en buiten het parlement. Anders loop je het gevaar van de politieke pose, die je alleen een geweldig gevoel over jezelf geeft – en intussen klagen dat Nederland steeds rechtser wordt.

Om echte verandering af te dwingen, stelt hij, moeten we eerst weer burgers in een democratie worden

Honend constateert Nichols in Our Own Worst Enemy hetzelfde – de politiek lijkt in tijden van populisme en digitaal volksgericht een en al chaos en herrie, maar als je goed kijkt zie je dat – een enkele uitzondering als Trump daargelaten – nog steeds dezelfde oudgedienden zich in het centrum van de macht bevinden. Dat maakt de woede en frustratie alleen maar weer groter.

Om echte verandering af te dwingen, stelt hij, moeten we eerst weer burgers in een democratie worden. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, en het komt er in de praktijk op neer dat we vooral vinden dat anderen zich weer als burgers in de democratie moeten gaan gedragen. Ook Nichols heeft geen echte oplossingen, geeft hij toe (aan het eind van zijn betoog mompelt hij wat over verplichte militaire dienst, te gênant om op in te gaan). Hij geeft ook toe dat alles wat hij de narcistische burger verwijt, ook voor hemzelf opgaat – ook hij slaat zijn publiek met zijn meningen om de oren ook hij trolt er lustig op los, zuigt en provoceert.

Het is gewoon te lekker.

Dat toegeven is een eerste stap. Een tweede is het besef dat hoe groter onze woorden zijn, hoe heftiger onze hyperbolen en vingervlugge meningen, en des te kleiner het effect is op de politici, bestuurders en instituten die we tot verandering willen dwingen. Echt, luister nog even naar Hugo de Jonge: „mensen projecteren hun machteloosheid en frustratie op degene die ze verantwoordelijk achten. Dat virus kun je niet zien en mij wel, dus dat maakt het makkelijker om boosheid op mij te projecteren.”

Zo werkt het: de overdaad aan ongerichte woede die door de samenleving giert, maakt het voor het bestuurlijke establishment steeds gemakkelijker echte kritiek schouderophalend te negeren. Het is tóch nooit goed.