‘De Roze Hallen. Het huis waar wij willen wonen’, staat er op de plaquette bij de lift. Helemaal bovenin, in de nok van het nieuwbouwpand aan de Bilderdijkkade in Amsterdam Oud-West, bevindt zich de ruime, lichte woning van de gepensioneerde Josee Rothuizen (75) en haar vijftien jaar jongere vrouw Karleen („een jonge blom”). Ze wonen er sinds 2018, toen Nederlands eerste appartementencomplex speciaal gebouwd voor ‘roze ouderen’ werd opgeleverd.
Door de openslaande balkondeuren klinken de geluiden van de stad. Rothuizen maakt koffie in de moderne, open keuken. Haar onderbuurman, Chris van der Kroon (60, beleidsadviseur bij de Gemeente Amsterdam), zit al aan tafel.
Het gesprek gaat over ouder worden als lhbt+’er. Sla onderzoeken, rapporten en nieuwsberichten over roze ouderen erop na en er tekent zich een weinig vrolijk toekomstscenario af. Van ouderen in verzorgingscentra die weer terug de kast in moeten, vereenzamen omdat ze geen partner of kleinkinderen hebben of gewassen worden door een verpleeghulp die nog nooit een transgender persoon heeft gezien.
Rothuizen en Van der Kroon wisten, net als de andere bewoners van het pand: wij willen ánders oud worden.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/08/data75129435-6de3e7.jpg|//images.nrc.nl/3emy55486GEcFBKpfxmUlWrfdNg=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/08/data75129435-6de3e7.jpg)
V.l.n.r.: bewoners Josee Rothuizen (75), Hettie (69), Chris van der Kroon (60) en Robert Witlox (57) staan voor de deur van woongemeenschap De Roze Hallen in Amsterdam. Ilvy Njiokiktjien
Vrouwenliefde
Als puber ontdekte Rothuizen dat ze meisjes leuk vond. Eind jaren vijftig, toen het taboe op homoseksualiteit nog groot was. In de plaatselijke bibliotheek hoopte ze meer informatie te vinden. „Maar verhalen waren er in die tijd nauwelijks – zeker niet over de vrouwenliefde – en als ze er waren, waren ze bijzonder treurig”, vertelt ze.
Rothuizen besloot om haar leven als hetero te leiden. Jongens vond ze naar eigen zeggen immers ook „best leuk”. Er volgden enkele relaties en een huwelijk, waar twee kinderen uit voortkwamen. „Maar toen ik in de jaren zeventig in Amsterdam woonde, actief werd in de vrouwenbeweging en voortdurend verliefd werd op vrouwen, kon ik het niet meer ontkennen.”
Van der Kroon kwam uit de kast op zijn negentiende, toen hij in Amsterdam begon aan een studie sociale geografie, begin jaren tachtig. „Vrij snel daarna begon de aidsepidemie”, zegt hij. „Ik leerde allemaal nieuwe mensen van mijn leeftijd kennen, die korte tijd daarna overleden.” Hij noemt het een „bizarre tijd”.
Ook Rothuizen maakte de aidscrisis van dichtbij mee. „Er gebeurden vreselijke dingen, zoals partners die van elkaar geïsoleerd werden. Soms nam de directe familie bij een sterfgeval de regie helemaal over en werden intimi buitenspel gezet.”
Onzichtbaar
Soortgelijke verhalen kwam Rothuizen halverwege de jaren negentig tegen, toen ze voor haar werk voor de Schorer Stichting – het Nederlands instituut voor homoseksualiteit, gezondheid en welzijn, dat in 2012 failliet ging – wilde weten hoe lhbt+’ers oud worden. Roze ouderen waren toen nog onzichtbaarder dan nu.
Rothuizen: „Als ik er bij verzorgingstehuizen naar vroeg, luidde het antwoord: ‘Die hebben wij niet.’ Met hulp van een onderzoeker lukte het uiteindelijk om een handjevol roze ouderen te spreken. Daaruit bleek dat zij vaak in de luwte bleven en vereenzaamden. Het contact met familie en intimi was vaak verbroken.”
Door deze ervaringen zag Rothuizen met eigen ogen hoe gemakkelijk je als lhbt+’er door ziekte of ouderdom in de anonimiteit en eenzaamheid kunt belanden. „Ik voelde op jonge leeftijd al heel sterk: lhbt+’ers moeten samen een sterke gemeenschap vormen. Elkaar blijven opzoeken. Ook op latere leeftijd.”
Pesten
Ook tegenwoordig ligt eenzaamheid bij roze ouderen nog altijd op de loer, vertelt Roos Pijpers. Zij is hoofddocent sociale geografie aan de Radboud Universiteit en doet onderzoek naar de ervaringen van roze ouderen op het gebied van zorg en ondersteuning.
„De netwerken van roze ouderen zien er vaak anders uit”, vertelt zij. „In vergelijking met hetero’s hebben zij vaker geen partner en geen kinderen. Gewoonlijk komen die het eerst in beeld als mantelzorgers zodra iemand hulpbehoevend wordt. Hierdoor zijn roze ouderen vaker afhankelijk van vrienden of professionele hulp.”
Pijpers nam onder meer een vragenlijst af onder 115 65-plussers met een niet-heteroseksuele geaardheid. 40 procent daarvan gaf aan te maken te hebben gehad met pesten of uitsluiting door buren of medebewoners. „Het gaat om subjectieve ervaringen”, benadrukt Pijpers. Voor sommige ouderen is een blik of flauwe grap al voldoende om zich buitengesloten te voelen, anderen storen zich daar niet aan. Maar dat roze ouderen tegen specifieke problemen aanlopen, dat staat vast, zegt zij.
Voor de speciale behoeften van roze ouderen komt steeds meer erkenning. Zo ontwikkelde Stichting Roze50+ de ‘Roze Loper’: een certificaat voor zorgcentra die seksuele diversiteit erkennen. Instellingen met dit keurmerk hebben verpleegkundigen in dienst die trainingen hebben doorlopen om beter met de specifieke wensen van roze ouderen om te gaan.
Pijpers juicht dat toe, maar plaatst ook een kanttekening. „Zo’n keurmerk is belangrijk, maar het kan ook een stokpaardje van managers zijn die goede sier willen maken en het daarna weer laten liggen. In aandacht voor seksuele diversiteit moet structureel worden geïnvesteerd.”
Gemeenschapsgevoel
Chris van der Kroon dacht nooit zo na over zijn oude dag. „Ik ben niet zo’n planner”, zegt hij. „Ik dacht: dat komt later wel.” Maar dat hij niet terug de kast in wilde in een verzorgingstehuis, dat wist hij wel.
In 2014 kreeg Van der Kroon een mail van OutForever – een vrijwilligersorganisatie die zich hardmaakt voor woonprojecten voor lhbt+’ers, met speciale aandacht voor senioren. Hij kende Karleen, de vrouw van Rothuizen, die bij de stichting betrokken was. De gemeente Amsterdam stelde een zelfbouwkavel voor 55-plussers beschikbaar. De stichting zocht geïnteresseerden die gezamenlijk een plan wilden indienen.
Van der Kroon: „Dat wekte mijn interesse. Vooral het gemeenschappelijke sprak me aan. Om met een groep gelijkgestemden – from scratch – na te denken over hoe je op een goede manier samen kunt wonen. Dat gemeenschapsgevoel miste ik vaak bij eerder woningen.” Met een lach: „Ik moest wel eerst uit de kast komen als ‘oudere’.”
OutForever mobiliseerde een groep geïnteresseerden – waar Rothuizen en haar vrouw ook toebehoorden – die na een reeks loting- en selectierondes de kavel kreeg toegewezen. Er werd een coöperatieve vereniging opgericht. Het leidde tot een appartementencomplex bestaande uit veertien koopwoningen, die samen een onderkomen bieden aan achttien mensen.
Het merendeel van de bewoners van De Roze Hallen is nog relatief jong – te jong om zelf al met discriminatie in zorgcentra te maken te hebben gehad. Deze woonvorm is volgens Rothuizen dan ook vooral bedoeld om „alvast” een oplossing te hebben voor hun roze oude dag.
Rothuizen: „Als het nodig is, nemen we de dagelijkse taken van elkaar over: boodschappen doen, pakketjes aannemen, vuilnis buitenzetten. Als iemand langdurig hulpbehoevend wordt, dan huren we lhbt+-vriendelijke zorg in. In de gemeenschappelijke ruimte beneden is het mogelijk om te overnachten, bedoeld voor vrienden of familie die tijdelijk moeten mantelzorgen.”
Ze noemen elkaar ‘goede buren’, geen vrienden. Wekelijks wordt er in de gemeenschappelijke keuken gekookt. Deelnemen mag, maar hoeft niet. Sommige bewoners nodigen iedereen uit bij een verjaardag, anderen niet.
Van der Kroon: „Die vrijheid moet er zijn. Maar we dragen allemaal zorg voor het huis. De ramen moeten gezeemd worden, we hebben een gemeenschappelijke tuin. Het nabuurschap is belangrijk: dat we altijd bij elkaar kunnen aankloppen als er iets is, een praatje kunnen maken.”
„Vooral in de gayscene vormen jeugdigheid, vitaliteit en het bijbehorende schoonheidsideaal een dwingende norm”
Oude dag
Socioloog Laurens Buijs – zelf homoseksueel – denkt dat woonprojecten als De Roze Hallen de toekomst hebben. „Het idee dat je bij het ouder worden alleen op je partner en familie kunt terugvallen, is op de langere termijn niet houdbaar”, zegt hij.
Buijs is van mening dat er ook bínnen de lhbt+-gemeenschap meer aandacht voor roze ouderen zou moeten zijn. „Vooral in de gayscene vormen jeugdigheid, vitaliteit en het bijbehorende schoonheidsideaal een dwingende norm. Als we onszelf echt als een community willen zien, dan zouden we ook moeten nadenken over hoe we onze oude dag later willen vormgeven en hoe we elkaar daarin kunnen bijstaan.”
Oudere en jongere gays zouden elkaar vaker bewust op moeten zoeken, denkt Buijs, om ervaringen en verhalen te delen. „Persoonlijk vind ik dat jonge queers zich best wat meer bewust mogen zijn van hun privileges. Daar is hard voor gestreden.”
Rothuizen beaamt het belang van die ontmoeting. „Jonge mensen houden me scherp, door hen blijf ik contact houden met de maatschappij. Toen we De Roze Hallen openden, hielpen jonge lhbt+’ers van de Amsterdamse studentenvereniging ASV Gay mee met het serveren van de drankjes. Dat was bijzonder. Ik merk dat jonge mensen het leuk vinden om verhalen van oudere lhbt+’ers te horen. Het kan alleen lastig zijn om elkaar te vinden.”
We zijn echt nog aan het pionieren op dit gebied, benadrukt Buijs. „Veel roze ouderen die nu hulpbehoevend worden, vormen de eerste generatie die uit de kast zijn gekomen. Er is nog geen narratief. Elke lhbt+’er zou zich moeten afvragen: hoe wil ik oud worden?”
Gevraagd naar wat deze plek nou zo fijn maakt – nog altijd het enige eigenhandig opgerichte appartementencomplex voor roze ouderen in Nederland – antwoorden ze allebei: dat ze hier helemaal zichzelf kunnen zijn, zonder zich voortdurend uit te moeten leggen aan anderen. Dat niemand vreemd opkijkt als een mannelijke medebewoner in een rok rondloopt.
„Het is een beetje zoals met de Gay Games in 1998, toen de hele stad roze kleurde”, zegt Van der Kroon. „Dat was geweldig. Een week lang waren lhbt+’ers de norm. Zo is het hier ook: het homo-zijn is er altijd. Het is geen issue.”