De vaatwasser de deur uit

Nicolien Mizee

Tijdens het inruimen van de vaatwasser denk ik steevast aan George Orwell. De visionaire schrijver van boeken als 1984 en Animal Farm had een hekel aan de afwas. En omdat Orwell de sympathieke neiging had om niet alleen zichzelf maar de hele wereldbevolking te willen bevrijden van „this sordid, time-wasting drudgery”, stelt hij in zijn column As I Please een rigoureuze oplossing voor: we moeten de afwas de deur uit doen. Na het eten stapelen we de vuile vaat in een krat. Dat zetten we buiten. Bedrijven halen die kratten op in grote wagens en zetten de volgende ochtend de schone vaat weer voor de deur.

In de imaginaire gesprekken die ik met George Orwell voer, toon ik hem mijn afwasmachine. Glazen en kopjes boven, borden beneden, bestek in het handige mandje. George is enthousiast, maar werpt tegen dat bakpannen nog altijd met de hand gedaan moeten worden. Jawel, zeg ik, maar we hoeven geen zware pannen met zwartgeblakerde visresten schoon te schrobben met zand, zoals jij ergens schrijft in je column, want we hebben tegenwoordig pannen met een antiaanbaklaag.

Dan steek ik de afwasborstel in de lucht en citeer Romeo en Julia: „Two spouses, both alike in dignity/ In fair Holland, where we lay our scene/ From ancient grudge break to new mutiny/ Where civil blood makes civil hands unclean.” Want er is door de vaatwasser een nieuw probleem ontstaan is: ruzie over het inruimen. Mijn man verwijt me dat ik het servies op willekeurige wijze in de machine smijt. Ik mag niet zeggen dat ik een andere methode heb dan hij, want er bestaat volgens hem maar één juiste manier en dat is de zijne.

Ik heb her en der eens rondgevraagd en het blijkt dat de vaatwasser bij iedereen tot ruzie leidt. Mijn vriendin Fiep gebruikt de zin: „Ruim jij de afwasmachine altijd zo in?” in haar communicatietrainingen zelfs als voorbeeld van een ‘suggestieve vraag’, die eigenlijk verkapte kritiek is.

Alleen mijn altijd even keurige vriend David beweerde stijfjes dat hij en zijn vrouw nooit ruzie maakten over onbelangrijke dingen. „Natuurlijk vindt ze wel dat ik het verkeerd doe”, zei hij terloops. „Dan haalt ze alles er weer uit en ruimt hem opnieuw in.”

Dit leg ik allemaal in het Engels uit aan George Orwell. En dan vertel ik hem ook over mijn vriendin Femke. Die begon pas na haar veertigste aan kinderen. Haar partner verliet haar. Ze moest verhuizen naar een piepklein, gehorig huisje met een lekkend dak en klagende buren. Toen ik haar vroeg hoe ze het volhield, zei ze: „Ik heb me iets voorgenomen. Daar houd ik me nu aan vast. Sindsdien voel ik me beter.”

„Wat dan?” vroeg ik ademloos.

Meditatie?

De kinderen te vondeling leggen en naar India gaan?

Even aarzelde ze. Toen zei ze: „Elke dag de afwasmachine aan.”

Zo komen George en ik samen tot de conclusie dat afwasmachines alleen geschikt zijn voor alleenstaanden. Voor de anderen is Georges oplossing toch de beste: de vuile vaat in kratten voor de deur zetten.

Maar wie ruimt dat krat in?

Nicolien Mizee is schrijver en vervangt Frits Abrahams tijdens zijn vakantie.