Reportage

Kinderen in Overvecht te dik, dus mag er geen poffertjeskraam komen

Utrecht Een zorgmanege bij Utrecht wil graag meer ‘paardloze activiteiten’ aanbieden. Maar de komst van een historische poffertjestent stuit op verzet van de gemeente: in het naburige Overvecht hebben te veel kinderen overgewicht.

Anton Mullens bij zijn kraam, die lange tijd in Zeist stond. „’s Avonds deden we de kleine lampjes aan en draaiden we vioolmuziek van Mantovani.”
Anton Mullens bij zijn kraam, die lange tijd in Zeist stond. „’s Avonds deden we de kleine lampjes aan en draaiden we vioolmuziek van Mantovani.” Foto Daniel Niessen

‘Dat schot met dat schilderij erop moet hierheen. Néé, niet die, die komt uit de serre.” Anton Mullens, 80 jaar, is beslist. „En dan moet je deze balk met het gat op de stijl leggen. Wel die ernaast tegelijk optillen, anders past het niet. Niét op de balk gaan staan!”

Mullens, bretels over z’n ronde buik, sleept met een grote houten plaat door de wei en kibbelt met de jongens die hem helpen. Twee grote bruine paarden kijken roerloos toe. Om de mannen heen liggen tientallen houten balken en palen geordend in het gras. De zon schijnt, Mullens zweet.

Thijs Visscher, manegebaas en eigenaar van de wei en de paarden, ziet het gepuf van Mullens met lichte bezorgdheid aan. Eergisteren waren ze begonnen de honderden spanten, stijlen, balken en schotten van de historische poffertjeskraam uit de opslagtent te trekken en toen was het de oude man te veel geworden. De warmte, de inspanning, de herinneringen – Mullens wil zijn oude kraam heel graag in ere hersteld zien. Visscher zag hem grauw worden, er moest een ambulance komen die hem naar de hartbewaking bracht.

Maar nu is hij er weer, met een aanhanger met nog meer onderdelen om de kraam in een proefopstelling op te zetten.

Visscher: „Ga nou toch zítten, meneer Mullens.” Tegen de verslaggever: „We hebben hem nodig. Hij is de enige die weet hoe je de kraam in elkaar zet.”

Cultureel erfgoed

Het zou allemaal prachtig samen kunnen komen in de wei voor manege ’t Hoogt bij Utrecht, tussen de forten van de Hollandse Waterlinie. Anton Mullens, vijftig jaar lang met zijn vrouw uitbater van de befaamde poffertjestent Parklust in Zeist, wil graag die historische kraam weer in bedrijf zien. Er zijn nauwelijks nog authentieke poffertjeskramen in Nederland, de kraam van Victor Consael is al jaren weg uit de Utrechtse binnenstad. Een poffertjeskraam als de zijne, met hoge spiegels en ramen en zijzitjes, is welbeschouwd cultureel erfgoed.

En Visscher zoekt andersoortige activiteiten voor de dagbesteding die hij runt met zijn vrouw Lizzy de Koning. Toen de twee in 2018 de ruime manege overnamen, wilden ze een goede plek zijn voor dieren én mensen. Ze braken volgens de nieuwste inzichten in paardenwelzijn de boxen af, lieten de paarden los in een grote uitloopstal, maakten het kantine-assortiment lokaal en gezond en begonnen een zorgboerderij, waar mensen met een beperking, burn-out of ziekte in de stallen aan de slag kunnen.

Die zorgboerderij willen ze uitbreiden met paardloze activiteiten. Visscher: „Paarden zijn leuk hoor, ík vind ze leuk. Maar die beesten zijn niet voor iedereen. Als je wil reïntegreren op de arbeidsmarkt, wil je misschien toch iets vaker met mensen praten.”

Extra horecawerk, „á la Brownies & Downies”, waar medewerkers met een beperking werken, zou een welkome toevoeging zijn, al is het alleen maar voor de zomermaanden. Dus toen Visscher in een lokale krant Mullens hoorde zeggen dat-ie z’n kraam „voor een habbekrats” over wilde doen, spoorde hij hem meteen op. Mullens: „Die Thijs leek me een goeie kerel, goed voor z’n paarden en voor z’n personeel. Ik wilde de kraam wel aan hem kwijt. Maar pas als ’t draait, krijgt hij het geheime poffertjesrecept uit de familie.”

Niet uniek genoeg

Kink in de kabel: de gemeente Utrecht wil het niet. Wethouder Kees Diepeveen (GroenLinks) toonde zich enthousiast over het plan, vertelt Visscher, maar de eerste keer polsen strandde al bij de afdeling vergunningen. Reden: het plan past niet in de bestemming, de manegelocatie is niet uniek genoeg om een uitzondering te maken. En de kinderen in de naburige achterstandswijk Overvecht zijn te dik: 33 procent overgewicht tegenover 14 procent gemiddeld in Utrecht.

In de afwijzingsbrief schrijft de ambtenaar: „Juist in Overvecht is een verleidelijk ongezond voedselaanbod met grote aantrekkingskracht op kinderen in de vorm van een poffertjeskraam daarom onwenselijk.”

Visscher weet dat het zo kan gaan als je wil ondernemen, maar het frustreert hem toch. Dat de kinderen in de flats van Overvecht aan de andere kant van de ringweg te dik zijn? Visscher: „Kwámen die maar hier. Maar we kunnen ook smoothies serveren, hoor. Speltpoffertjes. Met havermelk. Als de gemeente zich echt zorgen maakt, moet ze misschien minder Macs en Kentucky Fried Chickens in de stad toestaan.” Vanaf 2014 nam het aanbod fastfood in Utrecht immers met 41 procent toe, de sterkste groei in heel Nederland.

Thijs Visscher, manegebaas en eigenaar van de wei en de paarden: „We kunnen ook smoothies serveren, hoor. Speltpoffertjes. Met havermelk.” Foto Daniel Niessen

Bepalend is de bestemming, licht een woordvoerder van de gemeente per mail toe. Als er al een horecabestemming op een plek rust, mogen ondernemers zelf weten of er fastfood inkomt of niet. Maar bij een nieuwe horecavergunning „mag de gemeente het initiatief wel beoordelen op de wenselijkheid daarvan”, en kan volksgezondheid als argument dienen. „We vinden het zeker een mooi plan, maar het past niet op deze plek.”

Visscher haalt z’n schouders op. Hij ziet alleen maar voordelen van zijn plan. Meer arbeidsplaatsen voor zijn dagbesteding. Laagdrempelige horeca voor de wandelaars in het Noorderpark achter de manege. Een historische poffertjeskraam in ere hersteld. Bovendien past de volledig houten kraam in de historische context van de plek. Vroeger mocht in het schootsveld van de forten enkel met hout worden gebouwd, omdat alles snel afgebroken moest kunnen worden. De broodnodige restauratie van de kraam kan zelfs een studieproject worden, denkt Visscher, hij heeft de lokale vakschool al aangeschreven. Laat het hem gewoon proberen.

Kermisfamilie

Dat vindt Anton Mullens ook. Zittend onder een parasol naast de rijbak, met een groot glas water voor zich, haalt hij herinneringen op aan zijn 125 jaar oude kraam. Zijn vader nam hem in 1968 over van de kermisfamilie Van der Linden, die er al vanaf eind negentiende eeuw per trekschuit en open wagon mee reisde langs de kermissen in het land. Ook de Mullens komen uit het kermis- en circuswezen, vertelt hij. „Ken je Circus Mullens? Dat was vroeger beroemd, hoor. Mijn familie zit vol goochelaars en olifantendresseurs.”

Kraam Parklust kwam in de zomermaanden in het Walkartpark in Zeist te staan. „Een prachtige plek, dat had de burgemeester zelf geregeld. ’s Avonds deden we de kleine lampjes aan en draaiden we vioolmuziek van Mantovani – ik ben van de klassiek – en de dames die geen poffertjes wilden, serveerden we een kaasplankje. Met een droog wit wijntje erbij, heerlijk.”

Mullens: „Aan Thijs wilde ik de kraam wel kwijt. Maar pas als ’t draait, krijgt hij het geheime poffertjesrecept uit de familie.” Foto Daniel Niessen

Koningin Juliana dronk een keer zonder dat hij het doorhad een kop koffie op zijn terras. „Kreeg ik achteraf van een man uit een zwarte auto te horen dat Hare Koninklijke Hoogheid wilde doorgeven dat de koffie heerlijk had gesmaakt.” En de jonge Beatrix kwam met haar vriendinnen poffertjes eten in een zitje aan de zijkant. Het waren geweldige jaren.

Het was wel hard werken. Elke dag na elven boenden Mullens en z’n vrouw met Glaspol het vet van de grote spiegels.

Hoogtepunt was 2006, toen Mullens de eerste prijs van de Consumentenbond kreeg voor de pannenkoeken die hij naast de poffertjes serveerde. „Er kwamen die dag wel duízend mensen naar de kraam.” Maar in het jaar erna zei de gemeente Zeist plots de vergunning op, omdat er vaste horeca in het park moest komen. De kraam belandde in de opslag.

Nu zijn vrouw een half jaar geleden is overleden, wil Mullens z’n kraam heel graag nog eens in bedrijf zien. „Voor haar, voor m’n vader.” Hij wil zelfs meedraaien, dat lijkt hem prachtig, maar niet elke dag.

Hij veert weer op, hij moet verder. „Iemand moet het zien zitten. En mijn poffertjes zijn, op een likje roomboter na, hartstikke gezond.”