Het ijverige mineur provoceert mijn ego

Muziek bepaalt het leven van altvioliste . Ze laat zich vangen door Bach. Die had nooit vakantie.
Wagner over muziek

Ondanks mijn regiem om deze zomer alle werken van Bach te beluisteren, blijf ik in de BWV tussen 846 en 893 hangen. Das Wohltemperierte Klavier. Ik weet niet of het aan Bach ligt of aan mij dat die 48 stukken ineens mijn ziel gijzelen.

Misschien heb ik ongewild een competitie tussen geest en ego teweeggebracht, door in mijn vakantie de altviool los te laten en in plaats van mijn vingers mijn oren aan het werk te zetten.

Het is een bewolkte ochtend. Het gevoelige preludium in cis klein stemt de dag en brengt de uren in hun geregelde cyclus. Het plooien van de tijd zorgt voor oeverloze rust. Dobberend in het hoogwaardige vermaak vergeet ik de dag. Pas de vijf noten in het begin van de fuga laten me huiveren, bij de verminderde kwartsprong sta ik van mijn luie stoel op, de thematische stemmen verwoorden weer à forfait mijn gedachten en vuren het verlangen naar het ambacht aan.

Cyclus. Herhaling. Toonaarden. Volgende week om deze tijd begint ook mijn jaarlijkse cyclus van repetities in het orkest. Wat doe ik dan met Bach?

Terwijl mijn hoofd nog met het oplossen van de luisterpuzzel bezig is, bewegen mijn vingers bij de kleinste versiering en bieden een uitweg: de altviool (uit)pakken. Maar de motorieke patronen zijn ontkoppeld en een ritmeloze zwaartekracht legt mijn handen lam. Ik heb nog een paar dagen vakantie, verweer ik me. Bachs ijverige mineur provoceert mijn ego en wakkert mijn speeldrang aan. Nog tegenstribbelend weigert mijn geest de zeeën van de luistertijd te verlaten. Aan wiens kant staat Bach eigenlijk?

De musicus in me krult en het heilige zaadje van ooit geplante muziek steekt slaperig de kop op. Bach had nooit vakantie. De klaviermeesterstukken gaan over speelsheid en staan haaks op de ijzeren discipline die hij voor zijn kerkelijke plichten moest opbrengen. Mijn brein geeft zich gewonnen, ik pak mijn altviool uit, de snaren zijn nog goedgestemd, de strijkstok voelt vertrouwd. En omdat Bach in mijn bloed zit, bevoelen mijn vingers vredezoekend een deel van zijn cellosuites. Mijn hoofd doet minnend mee. Uiteindelijk begraaft Bach de strijdbijl, ik ben gelukkig niet veranderd. Maar ben ik nog dezelfde?

Ewa Maria Wagner is altvioliste en schrijfster.