Eens per jaar gaan mijn man en zijn vriend Klaas samen een dagje op stap. Ze fietsen langs plaatsen waar kunstenaars hebben gewoond en gewerkt. Laren, Bergen, Domburg. Het huis van Mauve, de atelierwoning van Charley Toorop, de Bed & Breakfast van Hart Nibbrig! Ze maken elkaar helemaal gek, fotograferen alles wat los en vast zit en drinken de ene koffie na de andere.
Als ze met roodverbrande gezichten en opgewonden verhalen binnenkomen, zet ik de schalen op tafel. Klaas is een dankbare gast. Bij elke gang slaakt hij kreten van verrukking en prijst me luidruchtig. Maar na de pudding slaat hij om als een blad aan een boom. Hij schuift zijn lege schaaltje van zich af, zucht, leunt achterover en zegt op warme, bijna innige toon: „En dat lesgeven. Dat doe je ook nog altijd?”
„Koffie?”, zeg ik, opstaand.
Maar Klaas heeft me bij de kladden. „Het is je passie. Of is het angst?”
„Angst? Hoe bedoel je precies?”, vraag ik verward.
„Hoe beleef jij het lesgeven?”, zegt Klaas. „Wat betekent dat voor jou?”
Ik begin aan een anekdote over een leerling, maar dat is duidelijk niet naar Klaas’ zin. Hij onderbreekt me met zinnetjes als: „Wat zegt je buik je nu?”, waarbij hij telkens zijn ogen geruststellend toeknijpt, als een oude kater.
Tegen de tijd dat we Klaas uitzwaaien, ben ik gevloerd. „Waarom gaat Klaas bij de koffie altijd zo eng praten?”, vraag ik.
„Dat zijn coachingstechnieken”, zei Thijs. „Daar heeft hij een cursus in gevolgd. Alle onderwijzers zijn tegenwoordig coach.”
„Maar waar wil hij me heen coachen?”
Thijs begint over de socratische dialoog. Dan zegt hij terloops: „En hij vindt natuurlijk dat een echte kunstenaar zich volledig aan zijn kunst moet wijden.”
Ik grijp mijn telefoon en bel Klaas. Die zit nog in de auto.
„Klaas!”, roep ik boven het lawaai van de snelweg uit. „Je vindt dat ik moet ophouden met lesgeven!”
Er valt een stilte. Dan zegt hij, nauw verstaanbaar: „Eigenlijk wel.”
„Verderop scherpe bocht naar links”, klinkt het. Het geraas is nu oorverdovend.
„Had dat dan meteen gezegd!”, roep ik. „Tot gauw!”
Een coach is dus iemand die vindt dat je het verkeerd doet, maar dat niet wil zeggen. Hij duwt, trekt, aait en masseert net zo lang tot je murw bent en zegt wat hij wil horen. De inquisitie van de 21e eeuw.
Hoe kunnen we de coach leren om gewoon te zeggen wat hij bedoelt? We kunnen op elke vraag een tegenvraag stellen (‘Wat voel je als je dit vraagt?’), maar dan bedienen we ons van dezelfde kwalijke methode. Een tweede mogelijkheid: geweld. Kaïn coachte Abel niet, hij sloeg hem dood. Daarmee elimineerde hij een kwart van de wereldbevolking en hij mocht ten oosten van het paradijs wonen. Met deze methode lossen we in één moeite door de overbevolking en het huizentekort op.
Een laatste oplossing: zodra iemand dreigt te gaan coachen, houden we een bordje omhoog met de volgende tekst van Karel van het Reve: „Voor wie meent iets te zeggen te hebben: verzaak nimmer de dure plicht om dat zo duidelijk en eenvoudig en eerlijk en naïef mogelijk te doen.”