Vermeer en De Hooch: toen kwam er licht in de kamer

Glas-in-loodvensters in Delft De rechthoekige glas-in-loodvensters op de schilderijen van Johannes Vermeer en Pieter de Hooch bieden een blik op een moderne wereld. Hun lezende vrouwen symboliseren de geletterdheid van Nederlandse burgers in de 17de eeuw.

Johannes Vermeer, detail De Geograaf (1668)
Johannes Vermeer, detail De Geograaf (1668) Foto Städelsches Kunstinstitut, Frankfurt

Delft was een van de belangrijke VOC-steden in de zeventiende eeuw. Deze positie dankte de stad aan een directe verbinding met zee via Delftshaven, waarlangs goederen zoals zijde, porselein en graan werden vervoerd. Het was een bloeiperiode van vernieuwende kunst en wetenschappelijke activiteiten. De nabijheid van handel, kunst en wetenschap had grote invloed op de Delftse schilderkunst van Johannes Vermeer (1632-1675) en Pieter de Hooch (1629-1684?).

Beide meester-schilders waren meermalen voorzitter van het schildersgilde Sint-Lucas en moeten elkaar dus gekend hebben, al is hierover vrijwel niets bekend. Dat ze invloed op elkaars werk hebben gehad, is uit hun schilderijen duidelijk af te lezen. Vermeer lijkt de regels van het perspectief te volgen zoals die door De Hooch waren geïntroduceerd.

De nieuwe, forse glas-in-loodvensters hadden groot effect op schilderkunst

In de tweede helft van de zeventiende eeuw waren veel huizen in de Nederlandse Republiek voorzien van forse glas-in-loodvensters. Die luxe ramen hadden een groot effect op de schilderkunst. Er ontstonden nieuwe vormen van genrekunst: interieurscènes overgoten met binnenvallend licht op personen, tegelvloeren en meubilair. Deze nieuwe mogelijkheden werden door Vermeer en zijn tijdgenoten volop onderzocht. Bijna de helft van alle schilderijen van Vermeer (15 van de 34) toont vensters met daarin glas-in-loodramen, met slechts een beperkt aantal patronen.

Lees ook: De revolutie van helder glas in de tijd van Rembrandt

De rechthoekige glas-in-loodpatronen, bovenaan afgewerkt met een sierrand, werden door Vermeer acht maal toegepast, zoals in Het melkmeisje uit 1660. In het schilderij Brieflezend meisje bij het venster (1655), laat hij het meisje spiegelend terugkeren in het raam, waardoor haar verstilde aandacht een grotere intensiteit krijgt.

Johannes Vermeer, Lezend meisje bij venster (1655) & Drinkende Dame met Heer (1655/60) Foto’s Staatliche Gemäldegalerie, Dresden & Gemäldegalerie Dahlem, Berlijn

Zevenmaal gebruikt Vermeer in vensters een meer complexe glas-in-loodstructuur met ovale vormen in het midden, omringd door geometrische patronen. Op twee voorstellingen van wijn-drinkende vrouwen – Drinkende dame en heer 1655/60) en Dame en twee heren (1659/60) – staat een vrijwel identiek raam. Het midden van dat raam is gevuld met een gekleurde vrouwfiguur die, als waarschuwing, ‘de Matigheid’ voorstelt. Ook in De Muziekles (1662) zijn in de vensters dezelfde glas-in-loodpatronen terug te vinden.

Rechthoekig

Boeiend zijn De Geograaf (1668) als metafoor voor de nieuw ontdekte werelden en De Astronoom (1669) als model voor het ontstaan van een nieuwe macrokosmos, zoals die door Vermeers tijdgenoot Christiaan Huygens bestudeerd werd. Beide wetenschappers werden door hem afgebeeld naast vensters met een rechthoekige glas-in-loodstructuur.

De uiterste precisie waarmee het perspectief door Vermeer en zijn tijdgenoten werd toegepast, in de tegelvloeren maar ook in de glas-in-loodvensters, riep veel verwondering op. Veronderstellingen dat de schilders hiervoor een camera-obscura zouden hebben gebruikt, zijn nooit bewezen. Waarschijnlijker is de theorie van professor Jørgen Wadum (UVA), dat de kunstenaars de zichtlijnen hebben geconstrueerd met een spijkertje, vastgezet op een gekozen verdwijnpunt en een touwtje met krijt. Achtergebleven spijkergaatjes zijn op meerdere schilderijen van Vermeer en De Hooch gevonden. Op dit moment wordt door het Rijksmuseum en het Mauritshuis onderzoek verricht naar zes schilderijen van Vermeer. Als daarbij kalklijntjes gevonden worden, dan lijkt de hypothese van Wadum bewezen.

Johannes Vermeer, Het Straatje (1650) Foto Rijksmuseum

Lezende vrouwen

Bij Vermeers glas-in-loodramen zitten opvallend vaak lezende of schrijvende vrouwen. Het is een thema dat typerend is voor de Nederlandse schilders van de zeventiende eeuw, maar in het Europa van die tijd was het best een opvallend verschijnsel. Rembrandt en Gerard Dou lieten vrouwen aan het begin van de eeuw nog de Bijbel lezen, maar vanaf 1650 komen de brieflezende en schrijvende vrouwen in beeld. Dit is geen toeval. Steven Pinker beschrijft in zijn boek Verlichting Nu (2018) dat Nederland tussen 1600 en 1750 tot de meest geletterde naties van Europa behoorde. Het calvinisme speelde hierbij een belangrijke rol: burgers werden gestimuleerd om de Bijbel in de landstaal te lezen. Evenmin is het toeval dat Nederland al in 1636 een vrouw – Anna Maria van Schurman – toestaat om aan de Universiteit van Utrecht colleges te volgen (1636), zij het vanachter een gordijntje.

Wat deze toename van ‘het geletterd zijn’ betekende voor de socio-economische ontwikkelingen van de Nederlanden in West-Europa, is een nog weinig onderzocht gebied. Duidelijker is de grote invloed van de Nederlanden op de culturele uitingen (schilderkunst, literatuur) en (medisch)wetenschappelijke ontwikkelingen op de andere staten van Europa.

Feest

Het is in dat opzicht interessant om Vermeers Straatje in Delft (1658/61) te vergelijken met de Dansende boeren bij een herberg (1650) van Jan Steen. Jan Steen en zijn tijdgenoot Adriaan van Ostade behoren tot de beroemde Haarlemse school, gekenmerkt door uitbundige taferelen van feestvierende boeren en burgers. Door bontgekleurde vensters met variaties aan glas-in-lood, wordt een wereld getoond vol klanken van viool en doedelzakken, met wijn, bier, en pijp rokende mannen. Het is een beeldenwereld die verwijst naar een breugeliaans verleden, waarin venstertjes met rombisch glas-in-lood (ruitjes) nog veel voorkomen.

Jan Steen, Dansende boeren bij een herberg (1653) Foto Mauritshuis

Bij Vermeer geen terugverlangen naar het bruegeliaanse verleden, geen hossende boeren en pijpende doedelzakken. Het schilderij van Vermeer is meer ingetogen en laat een eigentijds beeld zien met huizen op een lome, zonnige dag waar rust en stilte overheersen.

De vensters van het straatje tonen de in Nederland meest voorkomende vormen van glas-in-loodramen. Onderaan zijn er rechthoekige ramen, die links met luiken gesloten zijn. De bovenlichten tonen ruitjes voorzien van Frans-Vlaamse 4-6-8 motieven (rechthoekig glas omsloten door hexagonale patronen, die samen een regelmatige achthoek vormen), een patroon dat in de tweede helft van de zeventiende eeuw door meer schilders wordt toegepast. Ook nu kun je die patronen nog terugvinden in de vensters van zeventiende-eeuwse huizen.

Johannes Vermeer, De Muziekles (1662) & De Geograaf (1668) Foto’s Buckingham Palace, Londen & Städelsches Kunstinstitut, Frankfurt

Actieve handelingen

Ook Vermeers tijdgenoot Pieter de Hooch, die van 1652 tot 1660 in Delft werkt en dan naar Amsterdam verhuist, schilderde veel interieurscènes met glas-in-loodvensters. In tegenstelling tot Vermeer, die het binnenvallende licht gebruikt om gelaatsuitdrukkingen en emoties weer te geven, neemt De Hooch vaak een meer teruggetrokken positie in het huis in. Hij kan hierdoor vanuit de huiselijke taferelen ook doorkijkjes naar buiten laten zien, de zogenaamde ‘Delftse kamergezigten’, zoals Vrouw met kind (1655) en Kaartspelers in een zonnige kamer (1657). De Hooch is vooral geïnteresseerd in het perspectief dat de woonkamer biedt, het lijnenspel. Bij hem zie je niet de verstilde intensiteit van Vermeer, maar handelingen en gebeurtenissen, zoals kinderen verzorgen, groenten schoonmaken, of musiceren. In De taken van de moeder (1658) is in het openstaande raam weer het bijzondere 4-6-8 patroon van het glas-in-lood te zien.

Pieter de Hooch, De kaartspelers aan tafel (1658) & Het aanreiken van een brief, Kloveniersburgwal (1670) Foto’s The Royal Collection, Windsor Castle & Rijksmuseum

Amsterdamse grachten

In zijn Amsterdamse periode zijn er op de schilderijen van De Hooch meerdere voorstellingen van de grachten terug te vinden, met uitzicht op de vensters van huizen aan de overkant. Zo is op Het aanreiken van een brief (1670) de Kloveniersburgwal te zien. De rechthoekige vensters, die bijna tot het plafond reiken, zijn met sierlijke vormen afgewerkt. Op het schilderij Jongen die brood brengt (1663), doen de eerste gordijntjes hun intrede en zijn in de bovenlichten gebrandschilderde familiewapens in het glas-in-loodvenster te ontdekken.

Ook bij De Hooch zijn er vrouwen die brieven lezen, leidinggeven bij het schoonmaken en spinet spelen. De door buitenlanders vaak opgemerkte zelfstandigheid van de Nederlandse vrouw is bijvoorbeeld mooi afgebeeld op zijn werk De jonge vrouw die dienstmeisje een muntstuk geeft (1670).

Pieter de Hooch, Een jongen die brood brengt (1663) & Jonge vrouw die dienstmeisje een muntstuk geeft (1668/72) Foto’s Wallace Collection, Londen & Los Angeles County Museum of Art

Nieuwe wereld

Zo bieden Vermeer en De Hooch met hun schilderijen een blik op een nieuwe wereld. De glas-in-loodramen werpen licht op een binnenwereld van burgers die in Europa tot dan toe onbekend was. Wie goed kijkt, ziet in deze schilderijen van rijke burgers met nieuwe vrijheden ook een zoektocht naar een heroriëntatie van de positie van de vrouw. Binnen de (calvinistische) sociale orde in de jonge Republiek kan zij lezen, schrijven, musiceren.

In deze productieve zeventiende eeuw waren er veel Nederlandse schilders die mogelijk in totaal een miljoen schilderijen produceerden. Het grote aanbod leidde tot lage prijzen in de kunstwinkels. Daardoor konden, tot verbazing van buitenlanders, ook slagers en bakkers hun huizen volhangen met kunst.

Na 1672 waren de gouden jaren van de schilderkunst voorbij. Vermeer en De Hooch eindigden beiden hun leven strijdend tegen toenemende armoede.

Biochemicus H.F. Kauffman is emeritus-hoogleraar Coördinatie en Internationalisering van het onderzoek naar Chronische ziekten.