De oerkreten van Dirk Uittenbogaard zijn tientallen meters verderop te horen. Ze echoën over de golven van de Sea Forest Waterway en dwarrelen op de wind naar de kade, waar ze niemand onberoerd laten.
Steeds als hij zijn mond openspert, is zijn lichaam volledig aangespannen, tot in de kleine spiertjes van zijn vuisten. Hij kan geen kant op in die krappe roeiboot, maar moet ergens heen met zijn ontlading, nu de olympische titel met de dubbelvier binnen is, na jaren van grensverleggende training.
In dit geschreeuw zit meer dan alleen de blijdschap om een titel, de eerste voor Team NL op de Spelen waar het chagrijn tot nu toe afdruipt, na pech, miscommunicatie en soms ook een matige voorbereiding. Dit is de knetterende reflex van een man die onder enorme hoogspanning moet hebben gestaan, en met hem de voltallige Nederlandse roeiselectie, vanaf het moment dat skiffeur Finn Florijn vorige week vrijdag positief testte op het coronavirus en linea recta werd afgevoerd naar het inmiddels beruchte quarantainehotel.
Uitgerekend de meest kansrijke boot van dit toernooi, de mannen dubbelvier, deelde met Florijn een appartement. Daar werd al met een systeem van bubbels gewerkt, maar een garantie bood dat niet. Er volgde een zenuwslopend testregime. Als er op de deur werd geklopt, zaten de roeiers recht overeind in bed. Het kon zomaar om een Covid Liaison Officer gaan, die hen zou komen ophalen en in afzondering zou zetten. Telkens bleek het de schoonmaakster, of werd er iets bezorgd. Dan konden ze opgelucht ademhalen.
Spartaanse training
Elke dag kon de laatste zijn, en dan waren al die jaren van spartaanse training voor niets geweest, het regime waaraan de mannen van de dubbelvier zich sinds 2018 eerst schoorvoetend, maar later met volledige toewijding, hadden onderworpen. De ideeën van bondscoach Eelco Meenhorst waren zo onorthodox, het moest zoveel verder en intenser dan voorheen, dat er roeiers waren die niet wisten wat ze overkwam.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69611364-eaa415.jpg)
Het zijn mondige mensen, roeiers, vaak hoog opgeleid. Die willen eerst weten waarom ze iets moeten doen, voordat ze daadwerkelijk tot actie overgaan. Maar met compromissen maakte Meenhorst korte metten. Schema’s werden met zoveel expertise dichtgetimmerd dat er geen discussie meer mogelijk was; je committeerde je of niet.
De roeiers van de dubbelvier werden tot het uiterste gedreven en gingen soms over het randje, om daar in het vervolg net onder te blijven. Zo werd een heel nieuw niveau bereikt, met klinkend resultaat; de mannen van de dubbelvier wonnen sinds 2019 bijna alle wedstrijden waaraan ze meededen. Alleen op het EK in Varese, begin april, was Italië ineens sterker.
Daar stonden ze balend aan de finish, de wenkbrauwen in een diepe frons, zelfkritisch als ze zijn. Ze namen zich voor eens goed met elkaar om de tafel te gaan. Dit zou ze niet nog eens overkomen. Want in Tokio gingen ze voor niets minder dan olympisch goud. Maar of ze woensdag ook de finale mochten roeien, bleef tot het allerlaatste moment spannend.
Positieve coronatests
Reken maar dat er onrust uitbrak toen twee dagen na Florijn ook vrouwencoach Josy Verdonkschot en bewegingswetenschapper Jabik-Jan Bastiaans positief werden bevonden. De roeiploeg zei zich aan alle coronaprotocollen te hebben gehouden, maar eens te meer werd duidelijk dat infecties zich niet laten verklaren. De prestaties verdwenen naar de achtergrond. Het ging steeds over het virus.
Aan de roeibaan werden Nederlandse roeiers als paria behandeld. Toen Olivia van Rooijen van de vrouwen dubbelvier riemen uit een loods wilde pakken, begon de Australische coach naar haar te schreeuwen. „Out, out”, zei hij, alsof iedereen in het oranje het virus kon verspreiden. De reactie ging ver maar viel tegelijkertijd te begrijpen, omdat ook voor hen een olympisch toernooi op het spel stond. De technisch directeur van de Nederlandse roeibond zei voortaan in te kunnen voelen wat mensen meemaken die in het dagelijks leven steevast met de nek worden aangekeken. Zijn staf moest de rust zien te bewaren. Want er waren woensdag liefst zes finales te betwisten. Aan de vooravond bleef het stil in het Nederlandse kamp. Geen nieuws was goed nieuws.
Het is gelijk raak, woensdagochtend om tien voor half tien. Lisa Scheenaard en Roos de Jong winnen een bronzen medaille en vallen elkaar in de boot in de armen. Ze vinden hun medaille zwaar, zeggen ze even later lachend, maar gelukkig was er het nodige gewicht van hun schouders gevallen. „Het was zo spannend de laatste dagen”, zegt De Jong, doelend op de onzekerheid. „Ik wist helemaal niet meer wat ik moest voelen. Het was zaak ons hoofd stil te krijgen.” Daar waren ze nogal bedreven in geraakt, vult Scheenaard aan. Er zat niets anders op dan los te laten waar ze geen grip op hadden. Zo bleven ze gefocust. Het was waar Verdonkschot altijd op hamerde. Dat hij vanuit het quarantainehotel moest toekijken hoe zijn roeisters het karwei af zouden maken, vond hij niet zo’n probleem. „Alle ploegen staan, ik ben niet meer nodig.” Hij videobelde zijn roeisters dinsdag voor het laatst. Hij maakte gekke dansjes. En drukte hen op het hart van het moment te genieten.
Mannen dubbeltwee
Twaalf minuten na het brons pakt Nederland alweer een medaille. De mannen dubbeltwee komt tweetienden van een seconde tekort voor een unieke titel. Die gaat naar Frankrijk. Ook Melvin Twellaar en Stef Broenink hadden avondenlang in de rats gezeten, in afwachting van hun testuitslag. En ook zij hadden al snel afgesproken de stress naast zich neer te leggen. „Van Eelco [Meenhorst] leerden we te dealen met wat er ook gebeurt”, zegt Broenink. „Dan moesten we tegen elkaar trainen terwijl we al helemaal kapot waren. Met die mindset ben je niet kapot te krijgen.” Eenmaal in de boot, op het water, kon Twellaar de angst voor het virus loslaten. „Ik genoot gewoon van elke race die we kregen.”
De mannen zijn nog niet gehuldigd of het volgende eremetaal is binnen. De Nederlandse vrouwen vier zonder komen maar drietienden tekort voor goud. Onder normale omstandigheden waren ze daar misschien heel even teleurgesteld over geweest. Maar nu voelen ze uitsluitend trots, zegt Ellen Hogerwerf, die binnenkort stopt met roeien. „De hele week was stressvol en we moesten supervoorzichtig zijn. Toen Josy’s test terugkwam, was het echt spannend. Niemand weet waar hij het heeft opgepikt. Vanaf dat moment hebben we alleen maar op onze kamer gezeten. Maar het is niet zo dat we daardoor goud zijn misgelopen.”
Ze roeien in de finale vijf seconden sneller dan ze ooit deden. Alleen de Australische boot is sneller. Ymkje Clevering: „Josy maakte ons weerbaar voor alle omstandigheden. Als we hier doorheen zouden komen, konden we alles aan. Nu hebben we zilver gepakt. Hebben we toch nog iets goed gedaan.”
Corona-shaming
Ze doelt op het negatieve sentiment van de buitenwereld voor Team NL. Uiteraard had ze daar ook dingen van meegekregen. „Mensen mogen ons hier niet op aankijken. We hebben de bubbels zo goed mogelijk intact gehouden. Corona-shaming is echt niet oké. Ook op de baan was het niet vriendelijk meer. Er werd naar ons geschreeuwd. Daar schrik je van. Zoiets kan ook respectvol.”
Van Karolien Florijn zou je denken dat ze het meest onder druk stond. Ze is de zus van Finn, die al dagen vastzit op een krappe kamer. Maar ook zij bleek in staat zich te blijven focussen. „Het is schrikken, en vervelend. Maar ik heb me van alles afgesloten. Ik sprak hem niet zo veel. Dus ik had er ook weinig last van.”
Ondertussen lopen de kersverse olympisch kampioenen alle tv-camera’s af. Ze zweten zich een ongeluk in hun oranje trainingspakken. Vlak voor de huldiging hebben ze even de tijd met elkaar. Dirk Uittenbogaard loopt naar Koen Metsemakers toe. Nee, hij dartelt. „Wist je dat we ook nog een wereldrecord hebben gevaren?”
Hun gouden medaille bungelt om de gespierde borstkast. Wat ze hebben gedaan is duidelijk nog niet ingedaald. Er is zoveel spanning uit hun lichaam gevloeid dat ze een beetje gelaten aan de pers verschijnen. Metsemakers vindt het eerste Nederlandse roeigoud bij de mannen sinds 1996 „erg lekker”. Hij spreekt van „rommelige omstandigheden” en die waren „niet ideaal”, bij nader inzien toch wel „erg lastig”. Het trok een wissel op hen, zonder twijfel. Maar ze hebben zich erdoorheen geslagen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data74116688-0241d1.jpg|https://images.nrc.nl/dXg8fHM8wD4T5GP7t0oewoOjPvU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data74116688-0241d1.jpg|https://images.nrc.nl/jV6ZRaHlRwo0iheDDn5lkF7o0P0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data74116688-0241d1.jpg)
Lisa Scheenaard (Rechts) en Roos de Jong met hun bronzen medaille.
Foto Olaf Kraak/ANP
Tone Wieten herinnert zich de scheve gezichten. Het geschreeuw van andere roeiers. Ze moesten vragen om een flesje water. Dat was vooral tijdens de warme trainingssessies vervelend. Maar samen werden ze er hechter van. Ze besloten zich door niemand de titel te laten ontnemen. Zij waren „ploegje nooitgenoeg”. Het voelde, zegt Wieten, soms net alsof ze op open zee dreven, en er een grote golf aan kwam. “Daar kun je je tegen verzetten, maar dat kost alleen maar energie. Je kunt je er ook door laten meevoeren.”
Ze hopen dat ze de toon voor de rest van de Spelen hebben gezet. Dat deze gouden medaille het begin is van vele. Dit roeitoernooi is nu al het meest succesvolle voor Nederland ooit.