Als je een bewusteloze labrador bij zinnen wil krijgen dan heb je aan één ampul van 1 milliliter adrenaline genoeg. Hoeveel dat bij een mens moet zijn, weet de dierenarts Emma niet in de nieuwste thriller van Esther Verhoef. In De nachtdienst verandert Emma’s leven wanneer ze op een nacht een man moet opereren aan zijn schotwond. Om haar dochter, die in het huis boven de kliniek ligt te slapen, en zichzelf te redden, voert ze de operatie uit.
Verhoef, die in haar thrillers vaker de verwerking van een traumatische ervaring als rode draad neemt, baseerde het idee op een ervaring die ze als twintigjarige had toen ze stage liep bij een dierenkliniek. De ene arts vond het onethisch wanneer een dierenarts een mens opereerde, de ander zei dat hij het varkentje wel even zou wassen, vertelde Verhoef in een interview in de Volkskrant. Een antwoord op het ethische vraagstuk geeft Verhoef niet, maar wel wordt duidelijk dat Emma het varkentje bepaald niet eventjes wast. En dat heeft flinke gevolgen voor haar en haar dochter.
De kwaliteit van de thrillers van Verhoef zit erin dat ze weet waar ze het over heeft. Dat idee krijg je als ze het heeft over chemische castraties, gebitssanering, botbreuken en reutelende puppies. Ook zie je het plot niet van mijlenver aankomen, zoals in seizoensthrillers vaak het geval is. Dat verklaart mede waarom De nachtdienst direct na verschijning de eerste weken in de top drie van de bestsellerslijst staat.
En toch is De nachtdienst matig. Dat zit ’m in kleine dingen. Zo lees je dat de man die geopereerd moet worden op zijn borst een tatoeage heeft van een „soort logo van een rode M met een stip erboven” en „opvallender is de enorme, bijna levensechte leeuw op zijn ribben.” Dat staat er niet voor niets, dat snapt elke lezer, dus het is dan ook niet nodig om vier pagina’s later alweer mee te delen: „Ik staar naar de tatoeage van de M met de punt erboven, de levensechte leeuw op zijn ribbenkast”.
Het plot zie je niet van mijlenver aankomen, zoals in seizoensthrillers
Daarnaast zijn de typeringen van de mannen in het boek clichématig. Emma’s baas heeft een „aura van gevaar en mysterie” om zich heen die „onweerstaanbaar” is. De ex (en verwekker van de dochter) van Emma is een „alfawolf”. Hij was ooit drugssmokkelaar, maar is nu een yoga-believer en kickboksleraar met een eigen City Gym in Amersfoort. Hem valt een bouquetreeksomschrijving ten deel waar je spreekwoordelijke broek van afzakt: „Zoals hij daar zit in zijn olijfgroene jogger en het zwarte shirt dat strak om zijn torso spant, met zijn ogen die bijna zonder te knipperen op me gericht zijn, is hij aantrekkelijker dan ooit.”
Ronduit verwarrend is het wanneer hij Emma meerdere malen van onder zijn wimpers donker aankijkt. Woest aantrekkelijke mannen die iemand donker aankijken, dat wil je anno 2021 eigenlijk sowieso niet meer. Maar dan ook: van onder de wimpers? Dat lukt niet, voor donker kijken heb je echt wenkbrauwen nodig.
Wat we in elk geval van Verhoef leren: labradors zijn makkelijker te opereren dan mannen, en beesten laten zich beter typeren dan alfa-mannetjes.