Ieder jaar als de zomervakantie nadert, word ik kribbig. Ik verheug me natuurlijk op mijn familie en vrienden, op het reizen en de vrije tijd samen, maar ik mis al gauw de actieve verbinding met muziek in het orkest. Afgelopen seizoen kreeg ik noodgedwongen al genoeg tijd om dat te ervaren. Vroeger probeerde ik ruim van tevoren een zomerfestival of een ander kamermuziekevenement op te zoeken om mee te spelen. Maar dit jaar lijkt het erop dat mijn concertzomerjurk in de kast blijft en mijn altviool stil.
Om toch van de zomer te kunnen genieten, ga ik doen wat al jaren op mijn bucketlist staat: ik ga alle stukken van Bach luisteren. Nu of nooit! Op mijn eerste vakantiedag wissel ik het podium voor een tuinstoel. De website van Radio 4 komt me tegemoet met een mooie lijst: Bach Top 77. Motetten, cantates, missen, concerten, alles door elkaar. Op nummer één staat de Matthäus-Passion. Nog voordat ik op de knop druk, gutst de muziek mijn innerlijke oor binnen, versnelt mijn adem en laat mijn lichaam opleven.
Prompt mis ik mijn altviool. Nee, dat was niet de bedoeling, ik zal beginnen met nummer 77: Concert voor drie violen en strijkorkest in D.
Maar ook nu komen mijn vingers in actie, alsof de altviool nog onder mijn kin zit. Geïrriteerd ga ik op mijn handen zitten. Alleen het gemis van de snaren onder mijn vingertoppen doet meer pijn dan die harde tuinstoel. In plaats van te luisteren vraag ik me af: hoe doen de professionele luisteraars in onze zalen dat?
Nummer 76 begint, Liebster Jesu, wir sind hier, het zweet breekt me uit. Nee, Jezus, ik ben er helemaal niet, ik glijd in een orgeltoneel in mijn hoofd en klamp me vast aan de pedaalklanken die niets van me willen weten. Ontdaan omdat mijn oxytocine-hormoon, dat een centrale rol speelt bij het voelen van plezier, niet werkt, zet ik de muziek uit. Stilletjes zoek ik mijn altviool op en verdwijn in Bachs eerste cellosonate. Zalig, het spelen gaat makkelijker dan luisteren. Maar mijn rust is voorbij: nog zes weken te gaan…