Als triatlete Rachel Klamer (30) na bijna twee uur vechten door de miezerige rafelranden van een tyfoon dinsdagochtend vroeg als vierde over de finish komt, krijgt ze van pure vermoeidheid haar armen nauwelijks omhoog. Het is haar beste klassering ooit op de Spelen, na een 36ste plaats in Londen (2012) en een tiende in Rio (2016), maar ze heeft daar in de eindsprint zo vreselijk diep voor moeten gaan, dat haar benen haar niet meer kunnen dragen. Ze zakt in elkaar, languit op het blauwe tapijt dat in het Odaiba Marine Park is neergelegd.
Ze rolt op haar zij, en gaat in de foetushouding liggen. Haar lichaam schokt op het ritme van haar korte ademteugen. Mensen van de organisatie snellen toe. Ze reageren paniekerig en van een afstandje ziet dat er angstig uit. Het gebeurt niet in elke olympische sport dat een atleet zo veel van zichzelf vraagt dat de ledematen er de brui aan geven, maar in de triatlon is vaker te zien dat deelnemers na de finish uitsluitend nog kunnen kruipen. Het is anderhalve kilometer zwemmen, veertig fietsen en tien hardlopen zonder achterom te kijken. Alleen op de fiets is herstel mogelijk, want op de Spelen is het toegestaan om in groepjes te rijden.
Klamers gezicht ziet lijkbleek, haar mondhoeken staan verkrampt omlaag. Er wordt een rolstoel voor haar klaargezet en daarin wordt ze uit het zicht van camera’s en journalisten gereden. Perschefs of coaches van Team NL zijn nergens te bekennen. Niemand kan uitleggen hoe het met Klamer gaat. Een ambulance staat paraat, uit voorzorg, maar daar is geen beweging in te zien. Pas na twintig minuten wordt ze weer in het finishgebied gesignaleerd, strompelend op haar sokken. Ze valt in de armen van een Zuid-Afrikaanse triatlete.
Tegenslagen
Het gaat wel weer hoor, zegt ze als ze enigszins is opgekalefaterd. De afdrukken van haar zwembril staan diep in haar gezicht gegraveerd en ze kijkt wat versuft voor zich uit. In de tweede van vier ronden hardlopen besloot ze achter iemand aan te gaan die ze eigenlijk niet kon bijhouden, de Française Leonie Periault. Toch beet ze zich in haar kuiten vast. Heel even brak ze, met de finish in zicht. Vijfde was ook mooi. Maar er kwam iets over haar heen waardoor ze dat niet kon laten gebeuren. Iets wat een sporter lam kan slaan, maar bij momenten ook in wilskracht kan veranderen; het zijn de gedachten aan familieleden, in dit geval aan haar moeder, vorig jaar overleden, die haar lichaam door een laatste barrière duwen. Ze vertelt het met trillende stem: „In het laatste stuk dacht ik: nu zou ze trots zijn. Ja, ze zou absoluut trots zijn.”
Na het overlijden van haar moeder vroegen mensen haar of ze weleens het gevoel had dat ze bij haar was, en of het haar lukte om daar kracht uit te halen. „Ik vond het best moeilijk om dan te zeggen dat ik dat eigenlijk niet zo voelde. Omdat ik kerkelijk ben opgevoed, denk ik. Maar op een gegeven moment denk je: en nu zal ik eens laten zien dat ik toch sterker ben dan ik misschien zelf had gedacht.”
Ze vertelt dat de afgelopen anderhalf jaar de moeilijkste uit haar leven zijn geweest. Na haar moeder kreeg haar man, de Zuid-Afrikaanse triatleet Richard Murray, hartproblemen. En tot overmaat van ramp, misschien wel door alle tegenslagen, raakte ze zelf ook nog geblesseerd. „Houdt het nog een keer op jongens”, vroeg ze zich af. „Maar je moet door. Erbij stil gaan zitten, daar heeft niemand wat aan.”
Ups en downs
Het ging met ups en downs, zegt ze. Er zaten weken tussen waarin ze dacht met triatlon te gaan stoppen, „want er zijn belangrijkere dingen in het leven”. Dan presteerde ze onder haar kunnen, kon ze niet diep gaan, „omdat je niet vrij ben in je doen en denken”. Maar dan besefte ze toch weer dat ze mag doen wat ze het mooiste vindt en dat ze daarvan moest proberen te genieten. „Want je weet maar nooit wanneer het klaar is.”
Door dat roerige jaar kwam ze niet met al te hoge verwachtingen naar Japan. Maar de wedstrijd, gestart om kwart voor zeven ‘s ochtends, draait tijdens de anderhalve kilometer zwemmen voor haar uit op een „droomscenario”. Ze moet het niet van dat onderdeel hebben en dat kun je wel zien aan haar bouw ook. Vergeleken met andere triatleten is ze rank gebouwd, met smalle schouders, petieterig eigenlijk. Ze weegt niet meer dan vijftig kilo, bij een lengte van 1 meter 66. Maar ze kan prima meekomen in de tweede groep, op bijna een minuut van de kop, en gaat gelijk op met haar landgenote Maya Kingma (25), die voor haar doen juist minder goed zwemt.
Kingma startte in Tokio als een van de titelfavorieten, omdat ze vorige maand voor het eerst in haar carrière een wedstrijd om de World Series won, in Leeds, waar de voltallige wereldtop aan de start stond. Dit was het jaar van haar leven. Maar Kingma heeft in het water niet de kracht die ze gewend is. Achteraf zou ze dat aan een te lange taperperiode wijden. In haar trainingsschema voor de Spelen was ze de laatste periode misschien te voorzichtig geweest.
Ze zou haar eerste Spelen als elfde eindigen, en was daar noch tevreden noch blij mee. Ze gaf een sneer aan Rachel Klamer. Die had tijdens het fietsen van haar best wat meer kopwerk mogen doen. In plaats daarvan bungelde ze achteraan. Jammer dan, zei ze. Klamer: „Ik kon niet beter, was te vermoeid. Of misschien was ik gewoon niet sterk genoeg.”
Maar als ze eenmaal haar hardloopschoenen aan heeft, voelt Klamer zich vaak het best, en dat is ook in Tokio het geval. Met een lichtvoetige tred rukt ze op van de tiende naar de vijfde, en in extremis naar de vierde plaats. Dat resultaat is zo boven verwachting goed, dat ze terstond besluit tot de Spelen van Parijs door te gaan. Sinds Rio droomt ze van een olympische medaille. Daar is ze nog nooit zo dichtbij geweest.
Door alle ellende van het afgelopen jaar is ze bovendien niet meer zo snel van haar stuk te brengen. In de dagen voor Tokio, toen het nog maar de vraag was of de triatlon op de geplande datum door zou gaan vanwege de naderende tyfoon, legde ze de onzekerheid die ze voorheen misschien zou voelen makkelijk naast zich neer. „Het maakte mij niet uit wanneer we zouden starten. Aan het weer kun je toch niets aan veranderen. Ik dacht zelfs: doe maar wat stress geeft voor de meeste mensen. Want ik weet: ik ben daar tegenwoordig tegen bestand.”