Opinie

Aan nóg een inlichtingendienst met nóg meer bevoegdheden, is geen behoefte

NCTV

Commentaar

Hoeveel inlichtingendiensten heeft Nederland eigenlijk nodig – en moet de vrij nieuwe antiterrorismecoördinator NCTV, nu feitelijk een binnendienst van Justitie, méér bevoegdheden krijgen? Onder meer om (ook) individuele personen te kunnen volgen, wat nu alleen politie, Openbaar Ministerie en AIVD/MIVD mogen, binnen nauw omschreven wettelijke kaders?

Die vragen dringen zich op na een portret van de persoon achter ‘dossier 606’, de radicale activist Frank van der Linde uit Amsterdam, afgelopen weekend in NRC. Op basis (alleen) daarvan kunnen die vragen voorlopig met ‘nee’ worden beantwoord. De meerwaarde van de NCTV is hier niet duidelijk – sterker, de aandacht van de dienst lijkt juist stigmatiserend te werken en maatregelen uit te lokken waarvoor geen duidelijke aanleidingen bestaan. Maar die worden genomen omdat „je toch iets moet” als de NCTV waarschuwt, zoals een ambtenaar het uitdrukte.

Er lijkt met de NCTV aan tafel binnen de overheid een oploopeffect te ontstaan, ook wel bekend uit de hulpverlening. Er is dan zo veel aandacht dat de toezichthouders elkaar gaan gijzelen – en niets doen nauwelijks meer een optie is.

Uit Van der Lindes dossier, dat de verschillende overheden hem gelukkig ter inzage wilden geven, komt om te beginnen een fascinerend beeld naar voren van de activist zelf. Die provoceert, lokt uit, voert actie, roept tegenstand op en komt daardoor ook stevig in de knel. De overheid biedt hem hulp, houdt toezicht en taxeert hem afwisselend als aspirant gewelddadige dader, patiënt, slachtoffer en in ieder geval als hinderlijke radicaal. Daarbij spelen de monitoringspecialisten van de NCTV de rol van aangever – hij wordt onder meer onder dekmantel door de NCTV op sociale media gevolgd.

Die praktijk is na eerdere berichtgeving in NRC beëindigd. Maar die kan na aanname van een haastig door minister Grapperhaus (CDA, Minister van Veiligheid en Justitie) ingediend wetsvoorstel weer worden hervat. De minister vertelde de Kamer ter geruststelling dat de NCTV geen taak heeft „om gericht onderzoek te doen naar personen”. Maar uitsluitend „fenomeenmatig” werkt. Andere overheden „inzicht bieden in het maatschappelijk debat” is het idee. Daartoe wil de NCTV de bevoegdheid om „uitlatingen van ideologische of politieke aard op internetfora en (sociale) media te monitoren en te duiden”.

Zoiets lijkt sprekend op journalistieke arbeid, maar dan undercover. Het klinkt bovendien nogal academisch. Maar uit de casus Frank blijkt dat het neerkomt op doorsnee inlichtingen- en surveillancewerk, gericht op een radicale, mogelijk gevaarlijke persoon. Helemaal niet op een fenomeen of een debat, waar ambtenaren die geen krant lezen of andere media volgen apart over zouden moeten worden ingelicht.

Toegegeven, dit is ingewikkeld terrein. Zijn personen die ideologische (radicale) uitspraken doen wel te scheiden van het maatschappelijk debat, waar de overheid zich van bewust moet zijn? Uit het toezicht op de hoofdpersoon in ‘dossier 606’ blijkt ook dat dit zo makkelijk nog niet is.

Tegelijk moet een minister die de Kamer schrijft dat de NCTV geen taak heeft bij het volgen van personen zich nu op z’n kop krabben. Met dit dossier op tafel lijkt dat op het verdoezelen van de waarheid, terwijl van een verantwoordelijk minister juist strengheid wordt gevraagd. Opheldering is dus geboden. De NCTV ging hier feitelijk voorbij aan zijn maatstaf.

Lees ook dit artikel: De NCTV: autonome terreurbestrijder of loopjongen van de minister?