Tien jaar na de terroristische aanslagen in de Noorse hoofdstad Oslo en op het eiland Utøya is de plek waar een nationaal monument had moeten staan niet meer dan een zanderige bouwplaats. In plaats van 77 glimmende, bronzen pilaren, één voor elke dode die viel door het geweld, staat er een grote gele hijskraan bij de aanlegsteiger vanwaar rechts-extremist Anders Behring Breivik op 22 juli 2011 de oversteek naar Utøya maakte. Ernaast afvalcontainers, een graafmachine en ijzeren hekken; in het water dobberen felgele lichtboeien.
Deze donderdag staat Noorwegen stil bij het dodelijkste geweld sinds de Tweede Wereldoorlog op Noorse bodem. Precies tien jaar geleden vermoordde Breivik acht mensen door een bom te laten ontploffen in de buurt van verschillende ministeries in het centrum van Oslo. Vervolgens reisde hij naar Utøya, waar ruim vijfhonderd leden van de AUF, de jongerenafdeling van de sociaal-democratische Arbeiderspartij, op zomerkamp waren. Op het eiland joeg Breivik zo’n anderhalf uur lang op kampleiders en jongeren; 69 van hen kwamen om het leven. In een vooraf verspreid manifest verklaarde de terrorist dat zijn daden moesten worden beschouwd als een verzet tegen de sociaal-democratie, het „cultuurmarxisme” en de „islamisering van Europa”.
Na de aanslagen werd al gauw duidelijk dat overlevenden, nabestaanden en de staat een nationaal monument wilden neerzetten op het eiland, ter nagedachtenis aan de slachtoffers. In 2013 stonden de eerste plannen op papier. Maar van de aanleg is het nog altijd niet gekomen.
Permanent litteken
Aanvankelijk wilde de regering het monument plaatsen op een schiereiland iets ten noorden van Utøya. Een kunstenaar had een ontwerp gemaakt voor een 3,5 meter brede inkeping die de landtong in tweeën zou delen, als symbool van het „permanente litteken” dat Noorwegen had opgelopen. Maar omwonenden keerden zich tegen het ontwerp, onder meer omdat ze het lelijk vonden en het monument te opvallend zou zijn. Om een „lange en emotionele” rechtszaak te voorkomen, besloot de staat eind 2016 voor een andere vorm en locatie te kiezen.
Een jaar later viel de keuze op Utøyakaia: de aanlegsteiger tegenover Utøya die een centrale rol speelde bij de aanslagen, omdat Breivik vanaf daar naar het eiland voer en er ook vele gewonde jongeren uit het water zijn gered. Om de omwonenden tegemoet te komen, kreeg in plaats van een kunstenaar de degelijke overheidsinstantie Statsbygg de opdracht voor het ontwerp.
Anderen kunnen kiezen het monument te bezoeken, wij worden daartoe gedwongen
Niet veel later ontstond het idee voor 77 bronzen pilaren voor de 77 slachtoffers. Het plan werd omarmd door de AUF, vertelt algemeen secretaris Sindre Lysø (25) via een videoverbinding. Lysø is zelf ook slachtoffer van het geweld van Breivik: als vijftienjarige jongen vluchtte hij voor de terrorist uit en verschool zich voor diens kogels. De komst van een nationaal monument ziet de jonge politicus als „nationale erkenning van ons leed”, zegt hij. „Het is een teken dat de maatschappij niet vergeet wie de slachtoffers zijn en voor welke waarden wij staan.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/data73652072-c95162.jpg)
Vorig jaar augustus begon eindelijk de bouw van het monument, met het oog op onthulling ervan op de tiende gedenkdag van de aanslagen. Maar opnieuw ontstond verzet: zestien mensen die vlak bij Utøyakaia wonen en van wie de meesten betrokken waren bij reddingswerkzaamheden op 22 juli 2011, spanden een proces aan tegen de staat. De bouw werd stilgelegd.
Crematoriummedewerker Jørn Øverby (55), een van de omwonenden, was getuige in de zaak. Hij maakt zich vooral zorgen over zijn geestelijke gezondheid; met het monument zo dichtbij zouden zijn trauma’s elke dag kunnen opleven.
Op die zwarte dag in 2011 voer Øverby met zijn boot naar het eiland om slachtoffers te redden. „Ik heb twintig of dertig kinderen uit het water gehaald, de terrorist heeft ook op mij geschoten. Hij heeft me niet geraakt maar ik herinner me het harde geluid van de kogels die langs mijn oor suisden”, vertelt hij via een videoverbinding. Ook bracht Øverby een politieteam naar Utøya en verleende hij eerste hulp aan slachtoffers op het eiland.
Het zijn vooral de beelden van de neergeschoten kinderen („ze lagen overal en hadden grote wonden over hun hele lichaam”) die Øverby tien jaar later nog geregeld nachtmerries bezorgen. „Niet elke nacht of elke week, maar de demonen blijven terugkeren.”
Øverby vreest, net als andere omwonenden, dat het gedenkteken de verwerking van hun leed in de weg zit. „Wij moeten er elke dag naar kijken terwijl we rust en vrede willen en verder willen met ons leven”, zegt hij. „Anderen kunnen ervoor kiezen het monument te bezoeken, wij worden daartoe gedwongen.”
Advocaat Ole Hauge Bendiksen, die de omwonenden bijstond bij de zaak tegen de Noorse staat, zegt per e-mail ook „diep verontrust” te zijn over de mentale gezondheid van zijn cliënten en niet te weten „hoe dit zal eindigen”. In de rechtszaal voerde hij meer argumenten aan tegen een monument op Utøyakaia, zoals de komst van (ramp)toeristen.
Volgens Øverby komen er ’s zomers nu al bijna dagelijks „grote bussen vol toeristen” naar zijn gemeente en hij denkt dat dit alleen maar erger zal worden. Sommige buren vrezen ook dat sympathisanten van Breivik naar het monument zullen komen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data73651081-0dc79d.jpg|https://images.nrc.nl/t34-FiujqwMaAQOVSyeve2M2Vbs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data73651081-0dc79d.jpg|https://images.nrc.nl/6Vy61u0qQahULXJhuC9nowHIYwc=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data73651081-0dc79d.jpg)
Het eiland waar de aanslag tien jaar geleden plaatsvond
Foto Petter Berntsen / AFP
Psychische klachten
Psychiater Grete Dyb, die sinds de aanslag onderzoek doet naar de psychische gezondheid van de overlevenden van ‘Utøya’, zegt telefonisch dat het voor hen juist heel belangrijk is dat er een monument komt op de plek waar de aanslag begon. „Overlevenden zijn bang dat wordt vergeten wat zich op 22 juli afspeelde, dat de natie ‘verder wil’ en niet meer alles op alles zet om herhaling te voorkomen”, stelt zij. „De komst van een nationaal monument op de plek waar alles gebeurde, is voor hen een teken dat de herinnering blijft.” Dit is volgens Dyb des te belangrijker omdat onderzoek laat zien dat één op de drie overlevenden nog PTSS-klachten heeft als gevolg van de aanslag.
Ook AUF-secretaris Lysø heeft er nog last van, zegt hij. „Vooral rond 22 juli, dat blijft de zwaarste dag van het jaar voor mij en veel andere overlevenden.”
Lysø vindt het monument ook belangrijk omdat dit het debat in leven kan houden over de gevaren van extreem-rechts terrorisme. „Een monument is niet alleen een plek waar je stilstaat bij wat er is gebeurd, maar waar je ook kunt nadenken over hoe herhaling kan worden voorkomen. Ook voor de toekomstige generaties zonder eigen herinneringen aan de aanslag.”
Een andere locatie kiezen voor het monument, vindt Lysø onlogisch. „Een gedenkteken is het effectiefst op de plek waar alles gebeurde. Voor veel overlevenden heeft deze steiger speciale betekenis omdat alles hier begon én omdat ze hier veiligheid hebben gevonden.”
Lysø en andere overlevenden prijzen zich dan ook gelukkig dat de hijskraan op de bouwplaats bij Utøyakaia weer in bedrijf is en er weer bouwvakkers over het terrein lopen. Want in maart heeft de rechter de staat in het gelijk gesteld. De omwonenden besloten, deels om financiële redenen, niet in beroep te gaan. Het monument moet in de lente van 2022 af zijn.
Jørn Øverby is nog steeds niet blij met het monument voor de deur, maar heeft zich er bij neergelegd. „Nu de bouw is hervat, praten we er in de buurt weer vaak over. Als het eenmaal af is, hoop ik dat dit stopt en we weer verder kunnen gaan met ons leven.”