Wie was er nu beschaafd, Mark Rutte of Sylvana Simons?

Woord Een debat over beschaving in de Tweede Kamer werd een lesje ‘hoe hoort het eigenlijk’, constateert .

‘Woorden kunnen kwetsen”, zei demissionair premier Mark Rutte (VVD) in het jongste coronadebat afgelopen week in de Ridderzaal, waar de Tweede Kamer tijdelijk asiel heeft gevonden. De Tweede Kamer is een taallaboratorium.

Rutte was gekwetst door een motie van Sylvana Simons (BIJ1). De motie (Kamerstuknummer 25295 nr. 1378) veroordeelt de strategie van het kabinet, die er, volgens Simons, op gericht is het virus te „laten uitrazen”: „[...] constaterende dat deze strategie de volksgezondheid ernstig heeft geschaad, meer dan 30.000 doden tot gevolg heeft gehad en potentieel honderdduizenden Nederlanders langdurig ziek heeft gemaakt”.

Rutte vindt „echt dat je niet alles kunt zeggen”. Althans: „Je mag alles zeggen, vrijheid van meningsuiting, maar beschaving en innerlijke censuur stellen ook grenzen aan wat je zegt.” Volgde een heftige ruzie tussen Simons en Rutte over de „verschrikkelijke motie” (Rutte). Simons vond kort gezegd juist het kabinet onbeschaafd.

Nu heeft de term ‘beschaving’ veel betekenissen. De Franse Verlichtingsdenker Jean-Jacques Rousseau bijvoorbeeld meende dat de mens van nature goed is maar juist verpest is door de beschaving. Ruttes verwijt lijkt te gaan over ‘innerlijke beschaving’. Dat is meer de beschaving van Amy Groskamp-Ten Have, auteur van het boek Hoe hoort het eigenlijk. „Een dame is niet een als dame gekleed persoon, doch een vrouw met tact en goede manieren onder alle omstandigheden, die [...] steeds het stempel draagt van de innerlijke beschaving, die haar deel is.”

Aangeboren dus. Columnist Theodor Holman maakte daarmee ooit al eens de kachel aan. Hij staat aan de kant van Rousseau. „[Beschaving] bestaat uit het aanleren van geslijm en hypocrisie, omwille van de zogenaamd lieve vrede.” Wijzen op gebrek aan beschaving is bedoeld „om een bepaald deel van het volk weg te duwen”.

Dat zou de woede van het Kamerlid Simons kunnen verklaren. Maar er is nog een andere mogelijkheid. Maxim Februari definieerde eerder deze week in NRC beschaving als: „Een toename van empathie, een groeiende gevoeligheid voor de pijn van anderen.”

Dat is inderdaad wat Rutte toonde: niet alleen hij was „emotioneel diep geraakt” maar via hem ook alle mensen in het land die dag en nacht anderhalf jaar lang bezig zijn corona te bestrijden. Maar ook Simons stelde zich empathisch op. Ze erkende dat mensen in de gezondheidszorg met de beste intenties doen wat hen is opgedragen. „Maar weet u wie er ook meekijken? De nabestaanden van die dertigduizend mensen.” En zo was het debat tussen Rutte en Simons vooral een wedstrijd in empathie. In beschaving misschien.