De fiscale deal van Nike-dochters met Nederland mag onderzocht worden

Economie en recht Deze rubriek belicht kwesties uit het bedrijfsleven waarover de rechter zich onlangs uitsprak. Ditmaal Europees recht: belastingontwijking.

Foto Mike Segar/Reuters

Europese regels schrijven voor dat bedrijven die binnen één onderneming zaken met elkaar doen daarbij marktconforme tarieven hanteren. Twee jaar geleden concludeerde de Europese Commissie dat twee Nederlandse dochterbedrijven van het Amerikaanse spoprtmerk Nike zich waarschijnlijk niet aan deze regels hadden gehouden en dat de Nederlandse Belastingdienst deze praktijk ten onrechte had gefaciliteerd. In de kern ging het om ‘interne verrekenprijzen’ van royalty’s (voor Europa, Midden-Oosten en Afrika), waardoor de grondslag voor de heffing van vennootschapsbelasting bij de Nike-dochters in Nederland kunstmatig laag zou zijn gehouden. Ze zouden zo oneerlijk zijn bevoordeeld ten opzichte van concurrenten. De Commissie wilde dit nader onderzoeken, maar daartegen tekenden de Nike-dochters beroep aan bij het EU-Gerecht.

Uitspraak, vorige week: alle bezwaren van de Nike-dochters zijn verworpen. Volgens het Gerecht is de voorlopige beoordeling door de Commissie van de verkapte staatssteun aan Nike „zorgvuldig en onpartijdig” geschied en stoelt het aangekondigde onderzoek op een „duidelijke en ondubbelzinnige motivering”. Kortom: wordt vervolgd. In een vergelijkbare actie tegen fiscale afspraken van koffiehuisketen Starbucks met de Belastingdienst dolf de Commissie in 2019 het onderspit.

Uitspraak: ECLI:EU:T:2021:428