‘De eerste keer dat GeenStijl over mij schreef”, vertelt zelfstandig journalist Chris Klomp, „dacht ik: oh, shit, dit is niet oké. Die jongens vinden mijn nuances natuurlijk vreselijk en steken je geen veren in je reet.
„Maar bij de tweede keer dacht ik: het levert me ook wat op. Ik was altijd een rechtbankverslaggever uit Groningen die niemand kende. Maar onder meer door GeenStijl, waar ze mij een daderknuffelaar vinden, is mijn podium gegroeid. Ik provoceer ze af en toe. Deels omdat ze volgens mij slecht bezig zijn, maar ook om aandacht te genereren.”
Klomp (49) is een ervaren journalist, die als freelancer onder meer werkte voor het Dagblad van het Noorden, het ANP en het Algemeen Dagblad. Eind vorig jaar, na een conflict met het AD, besloot hij op eigen houtje verder te gaan. Hij bedenkt zelf waarover hij schrijft, publiceert zelf zijn stukken online en moet zelf zien daarvan rond te komen. Zonder zekerheid. Maar ook zonder rekening te hoeven houden met een baas of opdrachtgever.
Als ik de kranten doorblader denk ik: heb ik al gezien. Mijn credo is: Vertel me nou eens iets wat ik nog niet weet.”
Meer journalisten ontdekken dat ze geen krant, weekblad of ander medium meer nodig hebben om hun publiek te bereiken en geld te verdienen. Ze kunnen eindelijk hun eigen hoofdredacteur en uitgever zijn.
In de Verenigde Staten hebben enkele prominente journalisten het afgelopen jaar hun contracten bij kranten, websites, week- en vakbladen opgezegd, om hun werk voortaan in een eigen nieuwsbrief te verspreiden via het platform Substack. Onder hen Andrew Sullivan (voorheen New York Magazine), Matthew Yglesias (voorheen Vox) en Glenn Greenwald (voorheen The Intercept). Sommige grote namen heeft Substack met voorschotten van honderdduizenden dollars aan zich gebonden.
Substack helpt bij de vormgeving en verspreiding van nieuwsbrieven en bij het innen van abonnementsgeld. Het brengt daarvoor tien procent in rekening. Meer dan een half miljoen lezers hebben zich via Substack op een nieuwsbrief geabonneerd.
Zo veelbelovend is deze manier van individueel publiceren dat Twitter begin dit jaar de Nederlandse start-up Revue overnam, een bedrijf dat net als Substack online nieuwsbrieven voor auteurs faciliteert maar daarvoor minder in rekening brengt (vijf procent). Ook Facebook wilde niet achterblijven en kwam eind juni met een eigen platform voor persoonlijke nieuwsbrieven: Bulletin. Daar hoeven auteurs voorlopig helemaal niets voor de geleverde dienstverlening te betalen.
In Nederland proberen journalisten die ‘solo gaan’ op verschillende manieren hun publiek te bereiken en daaraan te verdienen. Nieuwsbrieven spelen daarbij wel een rol, maar ook sociale media. Een zekere naamsbekendheid vooraf lijkt een belangrijke voorwaarde om als éénpitter te kunnen slagen: de journalist moet ‘een merk’ worden.
Chris Klomp: De gunfactor
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/eenpitters-klomp.jpg|//images.nrc.nl/lrkwDFTvL7cy8K3cIYzqTsiT8yQ=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/eenpitters-klomp.jpg)
Klomp heeft net de afrekeningen voor de maand juni bekeken, en die stemmen hem tevreden, zegt hij. Over bedragen wil hij niets zeggen, maar „ik verdien meer dan ik in vaste dienst zou kunnen verdienen”. Op zijn homepage en onder ieder stuk roept hij lezers op hem te steunen - met een vrijwillige maandelijkse bijdrage, dan wel met een eenmalige donatie.
„De markt is nog nooit zo mooi geweest. Steeds meer mensen zijn bereid voor online journalistiek te betalen, dat zie je ook aan online platforms als Follow the Money en De Correspondent. Aan de andere kant: je moet er niet te licht over denken, het is een lang traject om jezelf bekend te maken. Ik ben 80 uur per week bezig.”
Klomp heeft een website en twee Twitter-accounts: @chrisklomp met ruim 47.000 volgers dat voor iedereen toegankelijk is, en @realtwitcourt (2.000 volgers) waar ‘een slotje’ op zit en je moet worden toegelaten. Dat account is meer juridisch inhoudelijk van aard.
„Ik heb altijd in mijn achterhoofd: hoe zal dit verhaal vallen bij mijn betalende volgers. Als je in vaste dienst bent weet je dat je aan het eind van de maand geld krijgt, ik begin iedere maand op nul. Mensen geven soms 1,50 of 3 euro, maar ook 25, 50 of 100 euro. Eén artikel is nooit vijftig euro waard, dus ik denk dat er een gunfactor meespeelt. Mensen schrijven me: jij schrijft op hoe ik denk, maar ik kan er zelf de woorden niet voor vinden.”
Klomp staat er niet helemáál alleen voor. Journalistencollectief Reporters Online verzorgt de techniek van zijn website en het incasseert de donaties voor Klomp. Omdat hij soms ernstig bedreigd wordt „heb ik al vrij lang politietoezicht en een noodknop”. Zo nodig zorgt journalistenvakbond NVJ voor een advocaat.
„Ik wil de vrijheid hebben om m’n eigen ding te doen, en ook te falen als het niet goed gaat – dan kan je alleen jezelf de schuld geven. Soms schrijf ik heel actueel en opiniërend, om te zorgen dat er genoeg donaties binnenkomen. Daardoor kan ik me veroorloven ook verhalen te schrijven die een kleiner bereik hebben, maar die ik toch belangrijk vind. Bijvoorbeeld over de strafbaarstelling van doxing” (het online publiceren van persoonsgegevens).
Syp Wynia: Beetje brutaal
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/eenpitters-wynia.jpg|//images.nrc.nl/f7YYRIkiy3eCGk1mrF4eTUeCQjI=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/eenpitters-wynia.jpg)
Meer dan twintig jaar was Syp Wynia (68) redacteur bij Elsevier, voor hij rond kerst 2018 ontslag nam. Door optredens op televisie, onder meer als columnist in Buitenhof, was hij ook buiten de lezerskring van het weekblad bekend. Op Twitter heeft hij ruim 46.000 volgers.
„Ik heb het altijd idioot gevonden om je als schrijvend journalist alleen tot schrijven te beperken. Als je veel tijd steekt in het vergaren van expertise en inzicht, waarom zou dat alleen op één manier, bij één publiek en in één medium terecht moeten komen, en niet via andere middelen ook bij een ander publiek?”
In 2007, nog bij Elsevier, maakte Wynia al korte video’s met als vaste vraagstelling: Syp, wat is de kwestie van de week? „Een beetje brutaal heb ik dat toen Wynia’s Week genoemd. Het is nogal wat om je eigen naam in het etiket te zetten, maar ik was geïnspireerd door de Amerikaanse journalist I.F. Stone, en die zijn eigen ‘I.F. Stone’s Weekly’ uitgaf.”
Inmiddels is Wynia’s Week („onafhankelijk en ongebonden, nieuws en opinie. Over politiek, economie en cultuur”) een website met twee keer in de week een digitale nieuwsbrief („die hard op weg is naar het doel van 20.000 abonnees eind volgend jaar”). Wynia schrijft zelf veel, maar biedt ook een podium aan andere auteurs. De eindredactie doet hij samen met oud-Volkskrant-redacteur Chris Rutenfrans. Daarnaast heeft Wynia met twee compagnons een eigen boekenuitgeverij opgericht en sinds kort heeft hij ook een YouTube-kanaal.
„De drempel tot de mediamarkt is enorm verlaagd door de nieuwe technische mogelijkheden”, zegt Wynia. „Je hebt nauwelijks of geen distributiekosten en geen kantoren meer nodig. Het is in 2021 in journalistiek Nederland niet eenvoudig om een praktijk als zzp’er te beginnen, maar wel om zelf een eigen medium op te zetten.
„Ik heb geen betaalmuur. Dat had misschien meer inkomen opgeleverd, maar ik kies voor een groter bereik. Sociale media zijn voor mij belangrijk als marketing-instrument. De enige reden dat ik actief ben op Twitter is om mijn activiteiten aan de man te brengen. Via donaties en advertenties komt het geld binnen.” Op de vraag hoeveel geld, zegt hij alleen: „Ik zou ervan kunnen leven. Maar ik hoef er niet van te leven.”
Sander Schimmelpenninck: Journalisten als podcastmerk
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/eenpitters-schimmelpenninck.jpg|//images.nrc.nl/YafeMNBCZ2Ven779Ub6T49mOuK0=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/eenpitters-schimmelpenninck.jpg)
„Ambitieuze mensen willen graag de vrijheid hebben om te maken wat ze willen”, zegt Sander Schimmelpenninck (37), oud-hoofdredacteur van Quote en tegenwoordig zelfstandig podcastmaker. „Daar komt vaak een zin voor ondernemen bij, het gevoel: ik ben misschien wel wat meer waard dan ik verdien bij een krant of omroep. Die media had je vroeger nodig om je publiek te bereiken. Nu hoeft dat niet meer. Via sociale media kan je je eigen achterban creëren.”
Zelf staat Schimmelpenninck (79.000 volgers op Twitter, 66.000 op Instagram) „nog met één been in de traditionele media: met een column voor de Volkskrant en een serie voor de VPRO”. Maar sinds 2019 maakt hij met jeugdvriend en zanger Jaap Reesema een podcast, de Zelfspodcast, waarin ze losjes het leven en de wereld doornemen.
Toen dat bleek aan te slaan, richtte het duo vorig jaar samen met een compagnon Tonny Media op, een bedrijf voor het produceren van podcasts. „Met de inkomsten van afgelopen jaar had ik mezelf een paar ton kunnen uitbetalen, maar ik steek het geld liever in het bedrijf. We hebben nu een prachtig kantoor, waar 17 mensen werken.
„We produceren 14 podcasts, die te beluisteren zijn via Spotify, met mensen die zelf een merk worden.” De eigen naam fungeert als uithangbord. Zo brengt Tonny Media onder meer ‘Hertzbergers Inbox’ uit, van NRC-columnist Rosanne Hertzberger en ‘Marc-Marie en Aaf Vinden Iets’ van Marc-Marie Huijbregts en Aaf Brandt Corstius.
„Zij hebben via televisie en de krant wel het eerste zetje gehad, maar kunnen nu hun eigen merk worden als een soort journalistieke influencers. Eerst moet je groeien, pas als je eenmaal een bepaalde schaal hebt kun je er geld mee verdienen.
„We hebben ook een sekspodcast, de ‘G-Spotcast’, gemaakt door twee vriendinnen. Daaruit zou een soort platform als het Viva-forum kunnen ontstaan, waar volgers van alles met elkaar kunnen bespreken. De twee maaksters kunnen zich dan verzelfstandigen en hoofdredacteur worden.”
Michiel Bicker Caarten: In 30 seconden
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/data73588694-806b3c.png|//images.nrc.nl/eGYnBOEkRnHm7cZ9EVLuonGsBmM=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/data73588694-806b3c.png)
Hij maakt een nieuwsbrief, zegt Michiel Bicker Caarten met nadruk, geen blog. „Een blog heeft iets armetierigs, alsof je staat te zingen onder de douche. Dat hoort niemand. Een nieuwsbrief dringt bij mensen binnen. En je moet je steeds waarmaken, want ze kunnen hem ook weer opzeggen.”
Bicker Caarten (64) was onder meer redacteur economie en correspondent in New York voor NRC Handelsblad, presentator bij RTL en CNBC Europe en medeoprichter en hoofdredacteur van BNR Nieuwsradio. De (gratis) nieuwsbrief die hij sinds 2013 maakt heet De Bicker. Hij produceert hem alleen, voor zo’n 6.000 abonnees.
In korte, zakelijk geschreven berichten wijst Bicker Caarten zijn lezers op verrassende artikelen over wetenschap, technologie, economie en gezondheid die hij op internet tegenkomt. Een heldere formule die, schrijft hij op zijn website „30 seconden van uw tijd vraagt”.
„Als ik de kranten doorblader denk ik: heb ik al gezien, heb ik al gezien, weet ik al, heb ik al gezien. Mijn credo is: Vertel me nou eens iets wat ik nog niet weet.” Zo attendeerde hij zijn lezers onlangs onder de kop Smeren! op een artikel over een soort ‘zonnebrandcrème’ voor asfalt, die de hitte die het straatoppervlak opvangt en terugkaatst vermindert, waardoor steden in de zomer leefbaarder zouden worden.
Sociale media gebruikt Bicker Caarten niet, zijn nieuwsbrief moet het hebben van mond-tot-mond-reclame. „Mijn journalistieke eergevoel zegt: Doorgaan! Groeien!”
Een goudmijn is De Bicker nog niet. Advertenties en donaties leverden afgelopen jaren een omzet van tussen de 20.000 en 30.000 euro op, zegt Bicker Caarten.
„Als ik er iedere maand de hypotheek van zou moeten betalen, zou ik waarschijnlijk iets anders gaan doen. Maar ik ben een van de weinige journalisten die niet meer voor zijn boterham hoeft te schrijven. Van die bevoorrechte positie wil ik gebruik maken door iets te doen waarvan ik zelf denk dat het nuttig is, door dingen te maken die ik zelf zou willen lezen. Ik vind niet dat ik de wereld help door nog meer troep te produceren. Noblesse oblige.”