Hoe kon het OM de grote Limburgse terrorismezaak zo laten ontsporen?

Al Houda-moskee Ruim vier jaar na de inval in de Limburgse moskee veegde de rechter alle beschuldigingen van tafel in opvallend vonnis.

De Geleense Al Houda-moskee waar de politie in 2017 een inval deed. De moskee werd gezien als een IS-bolwerk.
De Geleense Al Houda-moskee waar de politie in 2017 een inval deed. De moskee werd gezien als een IS-bolwerk. Foto Chris Keulen

Dranghekken met zwarte zeilen omringen de Al Houda-moskee in Geleen. Speurders van de politie en de fiscale opsporingsdienst FIOD lopen 14 februari 2017 in en uit. Ze nemen computers mee, administratie, stapels contant geld. Gelovigen die ’s middags aankomen voor het gebed, worden tegengehouden door een politielint. Ze moeten het gebed buiten op de parkeerplaats verrichten.

Een inval in een gebedshuis is een unicum in Nederland. Het ligt vanwege de vrijheid van godsdienst uiterst gevoelig. De actie in Geleen lijkt niet zonder reden: de moskee wordt door politie en justitie gezien als een bolwerk van Islamitische Staat (IS). Er zou worden geronseld en geld worden ingezameld voor de terreurbeweging. De secretaris en voorzitter worden gearresteerd. In de jaren erna blijft de moskee negatief het nieuws halen, door de voortslepende rechtszaak, en door een parlementaire onderzoekscommissie die de zaak betrekt in haar rapport over buitenlandse moskeefinanciering.

Maar 4,5 jaar na de inval veegde de rechter vorige week alle beschuldigingen van tafel in een opvallend vonnis. Het OM krijgt in zeldzaam harde bewoordingen ervan langs. Justitie maakte in het onderzoek naar het Geleense moskeebestuur tal van fouten en liet zich leiden door ‘tunnelvisie’, aldus de rechter.

Hoe kon de grootste en meest gevoelige Limburgse terrorismezaak zo ontsporen?

Daarvoor moeten we terug naar 2015, wanneer de regionale krant De Limburger voor het eerst bericht over moskee Al Houda. De krant onthult dat er een veroordeelde terrorist in de moskee predikt, terwijl justitie en politie van niets weten. De burgemeester van Geleen is woedend en roept de politie op het matje. Daarna komt De Limburger met nog een onthulling, over salafisten die de moskee hebben overgenomen, en geldstromen uit de Golfstaten aantrekken. Ook NRC schrijft hier later over.

Lees ook: Gematigde moslims werden weggepest uit de moskee in Geleen

Moskeebestuurders

Er wordt een strafrechtelijk onderzoek gestart naar moskeebestuurders Laarbi A. en Stefan Z.. Daarmee begeeft justitie zich op onontgonnen terrein. Buitenlandse financiering en salafisme zijn, hoewel omstreden, niet strafbaar. Toch lieten justitie en politie zich bij de start van het onderzoek leiden door hun „afkeer” hiervan, stelt de rechter.

Voor meer informatie gaat de politie te rade bij een groepje dat de moskee net heeft verlaten, uit onvrede met de salafistische koers van het nieuwe bestuur. Van deze weggelopen bezoekers verneemt de politie de meest heftige verhalen, tot aan ronselen voor de strijd in Syrië toe. Maar hoe betrouwbaar zijn die verhalen? De getuigen hebben het vooral van horen zeggen. Bovendien zijn veel getuigen aangebracht door één specifieke getuige: een vrouw die net een eigen Geleense moskeevereniging is begonnen. Zij woont ook sommige andere getuigenverhoren bij. „We moesten wel”, zegt een bron rond het onderzoek. „Vrijwel niemand uit de islamitische gemeenschap wilde getuigen. Gelukkig wist zij er een paar over te halen, door zelf mee te gaan als vertrouwenspersoon”.

Maar advocaat Tamara Buruma krijgt twijfel bij de getuigenverklaringen. Ze besluit de opnamen zelf te beluisteren. Dan blijkt dat de vrouw zich bij de verhoren ook heeft bemoeid met de antwoorden. Zo blijken bepaalde uitspraken die door de politie worden toegeschreven aan de getuige, in werkelijkheid van haar afkomstig. Als Buruma het OM hiermee in 2019 confronteert, wordt de ronselverdenking ingetrokken, waardoor de getuigenverklaringen niet meer relevant zijn voor het proces.

Wat rest, zijn verdenkingen rond inzamelingen die moskee-secretaris Laarbi houdt voor Syrische oorlogsslachtoffers. Met zijn stichting Babycare komt hij de hulp zoals luiers en dekens persoonlijk afleveren in Syrië. Het OM gelooft er weinig van: het vermoeden is dat Laarbi’s hulptransporten een dekmantel zijn om geld bij IS-strijders te krijgen, of anders wel hulpgoederen. Daarom wordt hij verdacht van IS-lidmaatschap.

Suggestief te werk

Om bewijs hiervoor te zoeken gaat de politie suggestief te werk, blijkt uit documenten uit het strafdossier. Zo stelt de politie in een proces-verbaal dat uit onderzoek naar Facebookfoto’s is gebleken dat Babycare „aantoonbaar” de boel misleidt. Dit ‘onderzoek’ bestaat eruit dat een agent een vage foto van een lading kachels vergelijkt met een foto van de vrachtwagen waarmee de lading wordt vervoerd. De agent schat in dat de lading kachels niet helemaal in de truck past. En daarmee is volgens de politie „vastgesteld” dat de kachels zich „niet op de vrachtwagen konden bevinden”, en dat Laarbi dus een „onjuist” beeld schetst van de besteding van de donaties.

Aan andere verklaringen, zoals dat er meerdere vrachtwagens reden, of niet alle kachels zijn meegenomen, of de lading toch in de bus paste, wordt geen aandacht besteed.

Zo sluipen meer suggesties in het onderzoek. Laarbi zou in een afgeluisterd gesprek hebben gezegd dat hij filmpjes op Facebook plaatst omdat hij mensen wil „wijsmaken”  dat de hulp terechtkomt bij Syrische kinderen. Het OM gebruikt deze uitspraak als belangrijke bouwsteen voor zijn verdenking dat er stiekem hulp wordt doorgesluisd aan jihadstrijders. Op verzoek van de verdediging wordt de opname nog een keer beluisterd door een andere vertaler. Dan blijkt dat het gesprek verkeerd is vertaald: Laarbi zei dat hij met de filmpjes mensen wil laten zien dat de hulp hard nodig is.

Weer de nodige fouten

De rechtbank heeft er in 2020 genoeg van. Het OM wordt gedwongen zijn ruim 11.000 pagina’s tellende dossier in te perken tot een kort overzicht van bewijzen waarop het zijn verdenkingen baseert. In dat overzicht maakt het OM wederom de nodige fouten. Zo stelt het dat een Turkse hulporganisatie waarmee Laarbi samenwerkt door de Verenigde Naties (VN) wordt gezien als dekmantel voor wapenleveranties aan jihadisten. Dit betreft echter een onbevestigde beschuldiging van Rusland. De VN zien deze hulporganisatie juist als een samenwerkingspartner.

Een andere Turkse organisatie waarmee Laarbi samenwerkt, zou volgens het justitiedocument in een internetbericht hebben toegegeven dat het haar „primaire doel” is om Al-Qaida-groepen bij te staan. In werkelijkheid wordt in dit interview gezegd dat de hulporganisatie families van gesneuvelde strijders wil helpen – van welke groepering wordt er niet bij vermeld.

De moskee is een plek geworden waar menig Geleense moslim zich voor „schaamt”

Hoe kan het dat in zo’n belangrijk en gevoelig terrorismeproces zulke slordige fouten worden gemaakt? Volgens ingewijden speelt mee dat het onderzoek binnen het OM van hand tot hand ging. De ene officier ging met pensioen, de ander verliet het OM – en zo werd het onderzoek in vier jaar tijd naar vijf verschillende officieren doorgeschoven. „Met zo veel wissels is er uiteindelijk niemand meer die het hele onderzoek overziet”, zegt een bron rond het onderzoek. „In het gewone strafrecht kun je daar nog mee wegkomen, maar bij een terrorismezaak als deze niet. Daarvoor moet je echt weten waar je het over hebt: Wanneer is iets terroristisch? Welke groepering hoort waar thuis? Aan die kennis schortte het.”

Dat concludeert de rechtbank ook, die het OM een gebrek aan „juridische kennis op dit terrein” verwijt. Ook had justitie volgens de rechtbank duidelijker leiding moeten geven aan het politieonderzoek. Advocate Buruma denkt te weten wat de rechter hiermee bedoelt: „Er is van tevoren niet nagedacht: wat is nou het strafbare feit waar wij ons op richten? In plaats daarvan hebben ze de hele moskee ondersteboven gekeerd op zoek naar zoveel mogelijk dubieuze zaken. Zo kwam er een megadossier te liggen vol met aantijgingen die niet onderbouwd waren of zelfs niet strafbaar zijn.” 

Grote armoede

En zo kwam de rechtbank tot een vrijspraak, maar daarmee zijn de oud-moskeebestuurders nog niet uit de problemen. Ze zijn door de zaak hun bestuursfunctie kwijtgeraakt, net als de rest van hun werk. De gemeente trok Laarbi’s uitkering ook nog in vanwege het strafonderzoek, waardoor zijn gezin in grote armoede belandde.

Daarnaast is de moskee getroffen door de zaak, schrijft de reclassering in een rapport uit mei. Het is een plek geworden waar menig Geleense moslim zich voor „schaamt”. Het heeft geen actief bestuur meer en geen bankrekening. „De moskee is al gedurende bijna vier jaar verdeeld en stuurloos”, aldus de reclassering. De verwachting is dat Laarbi weer leiding gaat geven aan Al Houda, nu hij van alles is vrijgesproken. De reclassering spreekt in het rapport de hoop uit dat de moskee snel zijn „oorspronkelijke bestemming” terugkrijgt: „Een plek om samen te komen om te bidden tot Allah”.

NRC heeft het Limburgse parket van het OM een reeks vragen gesteld en dit artikel ter inzage opgestuurd. Het parket liet per e-mail weten: „Wij kiezen ervoor niet te reageren (in welke vorm dan ook).” Wel heeft het OM maandag gezegd in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.