Is een antiquair die ivoren schaakstukken uit de 19de eeuw verkoopt een gevaar voor de biodiversiteit in de 21ste eeuw? En is er dan aanleiding voor een boete en inbeslagname, als hij niet meteen de legale herkomst met een EU-certificaat kan bewijzen als de NVWA-inspecteur binnenstapt? Of mag bewijs van legale herkomst ook nog ná de controle worden geleverd? En hoe zwaar mag dan de eigen deskundigheid van de antiquair wegen?
De urenlange zitting komt neer op een workshop van juristen en antiquairs die samen een geschilpunt uit het CITES-verdrag over beschermde wilde dier- en plantsoorten moeten ophelderen. Daarin staat dat een vergunning of ontheffing mogelijk is als de legale herkomst van een voorwerp „ten genoege” van het CITES-bureau „is aangetoond”. Maar wanneer is dat?
De drie verdachten zijn gerespecteerde antiekhandelaren die vandaag als verdachte debuteren. Slechts één nam een advocaat in de arm. Alle drie kennen ze de regels voor hun vak. En als ze vertellen over antiquair-zijn, over determineren van ivoor (olifant, narwal, nijlpaard, everzwijn, walrus) dan wel de pedigree van Japanse netsukes, luistert de rechtbank geboeid. Een wereld van ervaring, intuïtie, handelsreputatie, garantieplicht en koopmanschap gaat open. Netsukes blijken met de hand gesneden gordelknopen, bedoeld om mannen in (zakloze) kimono’s persoonlijke attributen te laten meedragen. Een begeerd verzamelobject. In Wims kunsthandel werden er 48 in beslag genomen.
Maar er is ook bitterheid. Wim en Karel van 77 en 75 voelen zich geschoffeerd dat het OM deze zaak uit 2019 doorzette en hen een strafblad kan bezorgen, als ‘kroon’ op hun loopbaan. Wim vertelt dat de douane hem vaak raadpleegt over leeftijd- en herkomstkwesties. Hij is een internationaal erkend expert. Verdacht worden van de illegale herkomst van z’n eigen voorraad voelt als de omgekeerde wereld.
Moet een antiquair voortaan „met iedere kan” eerst langs de taxateur?
De vijftiger Jeroen, gespecialiseerd in zilver, vertelt dat de controle van drie uur door geüniformeerde agenten, tijdens de jaarlijkse PAN-beurs, hem een dag omzet kostte. Plus het stand-tarief van 2.000 euro voor één dag . Er werden antieke kandelaars, een groenteschaal en een sauskom in beslag genomen, ingelegd met ivoor. Bij de politierechter werd hij veroordeeld tot een boete van 700 euro waar hij verzet tegen aantekende. De officier zal hetzelfde bedrag eisen. Tegen Karel eist ze 400 euro en tegen Wim 8.000 euro, waarvan de helft voorwaardelijk. Ze meent dat de handel in ivoor de vraag ernaar verhoogt, ongeacht de leeftijd. Toepassing van de zogeheten antiekvrijstelling waar het drietal zich op beroept, moet scherp worden bewaakt.
Alle drie beroepen zich op de EG basisverordening (art. 2 lid w) dat de handel in kunstvoorwerpen van vóór 1947 ongehinderd toelaat – de antiekvrijstelling. Maar vooral op de praktijk waarin die leeftijd „niet terstond” bewijsbaar hoeft te zijn. De officier is het daarmee oneens. Als dát zou mogen dan is de regeling „illusoir” – en de doelmatigheid ervan afhankelijk van de frequentie waarmee de overheid kan controleren. Wat één van de verdachten niet heel gek vindt. „Hier om de hoek verkocht een restaurant jarenlang biefstuk van paard in plaats van rund, wat ook pas bij controle bleek. Zo gaat dat nu eenmaal.”
De advocaat zegt dat het hier bovendien om deregulering gaat – de wet wil voorkomen dat iedere handelaar „met iedere kan” éérst langs een taxateur moet. Bovendien, een ‘papiertje vooraf’ biedt schijnzekerheid omdat het CITES-bureau, ook altijd achteraf mag controleren. In de Engelse verdragtekst staat dat de „vendor may be asked to provide documentary evidence”. Wat ‘desgevraagd’ en niet ‘vooraf’ betekent.
De rechtbank veegt twee weken later de drie zaken vrijwel van tafel. Alle drie worden ontslagen van rechtsvervolging. Ze mochten inderdaad ook achteraf leeftijd en herkomst aantonen van het ivoor en deden dat ook. Een terecht beroep op de antiekvrijstelling dus. Twee objecten van nijlpaard- en één van walrusivoor worden verbeurd verklaard. Daarvoor krijgt Wim 200 euro boete.