Jonge honden zijn ‘van nature’ geneigd om op mensen te letten. Dat blijkt uit een experiment waarbij interactie met mensen werd gemeten bij wolvenpups die door mensen werden opgevoed, en bij hondenpups die juist weinig interactie met mensen hadden. Zelfs dan waren honden dertig keer zo vaak geneigd om een mens te benaderen die zij niet eerder hadden gezien.
Ook maakten de jonge honden bij een moeilijke opdracht veel meer oogcontact met mensen dan de jonge wolven en waren zij beter in staat aanwijzingen van mensen op te volgen. Het experiment onder leiding van Hannah Salomons en Brian Hare (beiden Duke University, North Carolina) wordt deze week beschreven inCurrent Biology.
Eerste grote vergelijking
Op algemene ‘cognitieve’ tests, naar geheugen en uitstel van behoeftebevrediging, is geen verschil tussen de jonge wolven en honden te vinden. Het is voor het eerst dat er zo’n grote vergelijking van jonge dieren is gedaan, met 44 honden en 37 wolven, tussen de 5 en 18 weken oud. De uitkomst komt overigens niet als een grote verrassing, want er is de laatste decennia veel onderzoek gedaan naar de uitzonderlijke mensengerichtheid van het oudste huisdier van de mens. De hond is waarschijnlijk 20.000 à 15.000 jaar geleden gedomesticeerd door jagers/verzamelaars, mogelijk uit wolven die voedsel wegkaapten uit de menselijke afvalhopen, waaruit langzaamaan een onderlinge verstandhouding kan zijn gegroeid.
Door de grip die de mens kreeg op de voortplanting van de hond werd in de loop van millennia de voormalige wolf steeds verder aangepast aan de omgang met de mens. Een vergelijkbaar proces is in de afgelopen decennia vastgesteld in een zilvervossenfokkerij in Siberië, waarbij vele generaties lang consequent doorgefokt is met de vossen die het minst beten naar mensen. Een paar jaar geleden werd zelfs vastgesteld dat honden een speciale spier bij het oog hebben die ook mensen hebben maar wolven missen. Die maakt het de hond mogelijk om ‘zielig’ te kijken en zo menselijke sympathie te winnen.
Vroeg en nauw contact
Toch stond wetenschappelijk gezien de mogelijkheid open dat de bijzondere prestaties van honden gebaseerd zijn op vermogens die al aanwezig waren bij de gemeenschappelijke voorouder. Vroeg en nauw contact met mensen zou ook bij wolven deze vermogens kunnen oproepen. Vorig jaar verscheen nog een Zweeds onderzoek waaruit bleek dat jonge wolven best met mensen willen spelen, ook als ze die nooit eerder hebben gezien.
De jonge wolven in het experiment groeiden op in hun nest maar werden door mensen gevoed en sliepen zelfs bij hun verzorgers in bed, met vrijwel permanent menselijk contact vanaf de geboorte. De honden in het experiment groeiden in het nest op bij hun moeder en hadden slechts sporadisch menselijk contact. Toch presteerden de honden dus moeiteloos beter dan de wolven in het ‘aanvoelen’ van de mensen. In een persbericht van zijn universiteit noemt onderzoeker Brian Hare het dan ook „een van de sterkste bewijzen voor de domesticatie-hypothese tot nu toe”. Die domesticatie-hypothese is het idee dat bij het fokken van dieren door de selectie op tamheid in de loop der generaties ook een groot aantal ándere eigenschappen worden meeveranderd, die gunstig zijn voor de interactie met mensen.
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/0609wetknipfoto1.jpg)