Gevraagd naar het opvangcentrum voor gedupeerden in Bad Neuenahr, barst een oudere mevrouw meteen in huilen uit. Zijzelf is niet getroffen, haar huis ook niet, maar vrienden en familie wel. „En er is niets wat ik kan doen. Overal is modder.”
Een roodbruin laagje drab ligt over Bad Neuenahr, in Rijnland-Palts. Het stadje ligt aan de rivier de Ahr, normaal gesproken eerder een beek. In de nacht van woensdag op donderdag steeg het waterpeil razendsnel. Uiteindelijk golfde de Ahr door het laaggelegen deel van Bad Neuenahr, en spoelde bruggen mee, een stuk snelweg, een treinspoor. De rivier stroomt nog altijd ver buiten haar oever. Op een eilandje aan de rand loeit een eenzame koe. Boven de ravage in het dal zijn de heuvels begroeid met wijnranken.
Twee tieners in een rood autootje wijzen de weg naar de hal. Ze brengen kleren en eten naar het vriendje van een van de twee, Giovanni. Giovanni Sokoli, 19, komt naar buiten om de tassen te helpen dragen. Hij komt uit Bad Neuenahr en is hier met zijn zusje en zijn ouders. „Rond 1 uur ’s nachts stond er een paar centimeter water in ons huis, op de begane grond. Wij pakten snel een paar spullen en onze paspoorten en gingen naar de buren op de eerste verdieping. Kort daarna stond het water tot aan het plafond. Van boven zagen we hoe de stroming alles meevoerde: bedden, auto’s, de hele Douglas-drogisterij met parfumflesjes en alles, alles. Het is een pure catastrofe.”
Nog 1.300 mensen vermist
Bad Neuenahr en het naburige Ahrweiler zijn bijzonder zwaar getroffen door de watersnood, die deze week vele dorpen in Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts verwoestte en meer dan honderd mensen het leven kostte. In het gebied Bad Neuenahr en Ahrweiler kwamen zeker 63 mensen om het leven. In een huis voor geestelijk gehandicapten in Sinzig stierven twaalf van de 35 inwoners. Minister-president van Rijnland-Palts, Malu Dreyer, noemde het „een horreur”.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data73470919-aab346.jpg)
In Ahrweiler zijn naar schatting ook nog 1.300 mensen vermist. Dat getal heeft ook te maken met het uitvallende telefoonnet: in grote delen van het rampgebied is telefoneren of internetten onmogelijk. Op veel plaatsen is geen stroom en geen stromend water. „We hebben geen overzicht”, zegt een woordvoerder van de politie die van tweehonderd kilometer verderop is gekomen, als versterking. „Ik kan u niets vertellen, ik kan u niet helpen.”
Straten en wegen zijn kapot; waar de snelweg naar Keulen liep, gaapt nu een gat. Overal staan files, mensen proberen in volgepakte auto’s weg te komen, vrachtwagens staan vast op kapotte landwegen waar ze niet kunnen keren. Voortdurend klinken sirenes, hulpdiensten in grote formaties rijden af en aan. Een helikopter cirkelt boven het water omdat een brug ieder moment kan instorten.
’Ik heb geen moed meer’
Voor het opvangcentrum, een turnzaal, staan mensen in de rij voor een plastic bordje spaghetti met goulash. Binnen zit een oudere vrouw in een jasje kaarsrecht op een stoel. Mevrouw Wolfram, 84, was met haar man die ochtend geëvacueerd, na ruim een etmaal op het kolkende water in de straat te hebben uitgekeken.
Maar haar man is naar een ander centrum gebracht, en ze kan hem niet bellen. „Ik lag in bed, en ineens viel de klerenkast naast me op de grond.” Het echtpaar Wolfram zocht zijn heil bij de bovenburen. De politie is op zoek naar haar man. „Ik heb hem nodig”, zegt ze verslagen. „En hij heeft mij nodig. Ik heb geen moed meer om alles opnieuw op te bouwen.”
De heren Leskow (83) en Gemein (78), de een kaal, de ander grijs, zitten naast elkaar op een stoel. Zij zijn buren en zijn samen op donderdagochtend in het opvangcentrum gekomen. „Ik merkte dat er iets mis was toen mijn televisie begon te storen”, zegt Gemein. Hij had alleen een pyjama aan toen hij werd geëvacueerd, vertelt hij, en sloffen, maar vond gelukkig een trainingspak tussen de door stadsbewoners geschonken kleren. Echt slapen kunnen ze niet, ze proberen een dutje op hun houten stoel.
De hele nacht op het dak
Er lopen mensen af en aan met boodschappen, kleding, zoetigheid. Een, twee ouders en een jong meisje, lopen naar binnen met elk een pak waterflessen op de schouder. Een gezin, ook sinds donderdagochtend in het centrum, beheert een telefoonoplaadstation: het oudste meisje schrijft op een briefje van wie de telefoon is, en houdt bij welke telefoons ver genoeg zijn opgeladen om plaats te maken voor de volgende.
Een volgend gezin speelt mens-erger-je-niet op een paar turnmatten. De hele nacht brachten de leden ervan door op het dak van hun woning, die twee verdiepingen telt. Geen oog deden ze dicht – hoewel, de jongste, Amir (8): „Op een gegeven moment werd het een beetje saai.” De vader, Turki Mousa Alarif: „Of we bang waren? Natuurlijk was ik bang. Auto’s razen pal onder je langs, beuken ramen en deuren kapot. En je kunt niets doen, je kunt je kinderen niet beschermen, je kunt nergens heen.” ’s Ochtends, toen het water iets gezakt was en de stroming was afgenomen, waagde het gezin zich naar buiten. Het oudste meisje, Hakem, laat foto’s zien: tot hun heupen waden ze door het water. De vader heeft een kind op de arm en een op de nek. Geen idee hebben ze hoe lang ze hier moeten blijven, maar ze houden de moed erin, de jongsten keten op de mat van de turnzaal. Een matje verder ligt een ouder echtpaar onder een jas te slapen.