Concreet is het beleid voor een circulaire economie niet

Rapport van PBL Nederland wil rond 2050 een circulaire economie hebben. Maar het is lastig concrete stappen te formuleren om die ambitie waar te maken, zegt het Planbureau voor de Leefomgeving.

Wat draagt meer bij aan een circulaire economie? Nieuwe, veel energiezuiniger keukenapparatuur, of lang gebruik van de oude apparaten?
Wat draagt meer bij aan een circulaire economie? Nieuwe, veel energiezuiniger keukenapparatuur, of lang gebruik van de oude apparaten? Foto Dejan Bozic

De ambitieuze doelen die het kabinet zichzelf heeft gesteld om de economie circulair te maken, missen concrete invulling. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een rapport dat het opstelde met onder meer het Centraal Bureau voor de Statistiek, Rijkswaterstaat en TNO.

Het rapport analyseert maatregelen die eraan kunnen bijdragen dat Nederland in 2030 het gebruik van grondstoffen heeft gehalveerd, voordat de economie uiteindelijk tegen het midden van de eeuw volledig circulair moet draaien. Tegen die tijd mogen dan geen grondstoffen meer worden verspild, is er (vrijwel) geen afval meer, wordt de levensduur van producten optimaal verlengd en worden productiekringlopen zoveel mogelijk gesloten.

Een circulaire economie is niet alleen een doel op zichzelf, aldus het rapport. Zo’n economie draagt ook bij aan de oplossing van andere maatschappelijke problemen, zoals klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit.

Het rapport laat vooral zien hoe lastig het is om concreet beleid te formuleren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het klimaatbeleid, waar het alleen gaat om vermindering van de hoeveelheid broeikasgassen, ontbreekt bij de overgang naar een circulaire economie zo’n eenduidig reductiegetal.

Tegenstrijdige doelen

Een circulaire economie heeft, volgens het PBL, verschillende en soms zelfs tegenstrijdige doelen. Het rapport formuleert er vier. Naast klimaat en biodiversiteit zijn dat bescherming van de lucht-, water- en bodemkwaliteit en zorg voor de leveringszekerheid van essentiële grondstoffen.

Leveringszekerheid wijkt enigszins af van de andere drie, omdat het niet in eerste instantie een milieudoel betreft. Al is er een overeenkomst. In het rapport staat: „Radicaal efficiënter omgaan met de beschikbare grondstoffen – dat wil zeggen grondstoffen minder, intensiever en langer gebruiken – vermindert in beginsel de genoemde milieuproblemen en kan de leveringszekerheid van grondstoffen verbeteren.”

Lees ook: Planbureau: zelfs met een biokoe lukt het niet om stikstofdoelen te halen

Om te bepalen welk grondstofgebruik zo snel mogelijk gehalveerd zou moeten worden – zoals de regering wil – is het belangrijk eerst het doel te formuleren. Als het uitsluitend zou gaan om kwantiteit, levert reductie van zand- en grind- en betongebruik het meeste op. Maar om bijvoorbeeld het risico op verzuring te verkleinen, is het zinvoller het gebruik van metalen terug te dringen. Voor minder uitstoot van broeikasgassen is het goed te kijken naar onder meer dierlijke voedselproducten, voor minder watergebruik juist naar plantaardige voedselproducten.

Oude koelkast

Ook op productniveau blijkt hoe doelen kunnen botsen. Neem een koelkast: om zo min mogelijk grondstoffen te verspillen, moet een koelkast zo lang mogelijk worden gebruikt. Maar de nieuwste koelkasten zijn veel energiezuiniger dan hun voorgangers. Dus vanuit klimaatoogpunt is het, zeker zolang veel energie nog wordt opgewekt met fossiele brandstoffen, beter een oude koelkast tijdig te vervangen.

Of neem streamingdiensten voor muziek en films. De opkomst daarvan scheelt vele tonnen aan plastic voor cd’s en dvd’s. Maar de opslag van alle streamingdata die elk moment van de dag beschikbaar moeten zijn, heeft geleid tot een explosie aan datacentra die op schaarse grond staan en veel energie nodig hebben.

Volgens Frank Dietz, hoofd van de afdeling circulaire economie van het PBL, bevindt de ontwikkeling van kennis over circulaire economie zich in een fase die vergelijkbaar is met die van de energietransitie een jaar of vijftien geleden. Het Planbureau waarschuwt er daarom voor om het beleid al in een vroeg stadium dicht te timmeren en doet om die reden nu nog geen kwantitatieve suggesties voor doelstellingen. Flexibiliteit is belangrijk, staat in het rapport, zodat de langetermijnrichting kan worden aangepast „als zich nieuwe inzichten voordoen”.