Muziek, een volle dis, uitbundig geklede gasten; het ‘vrolijke gezelschap’ was in het begin van de zeventiende eeuw een geliefd onderwerp voor schilderijen, inclusief subtiele waarschuwingen tegen overdaad. Vorige week kocht het Frans Hals Museum op een veiling in Londen een goed voorbeeld van dit genre: Elegant gezelschap in een Hollandse renaissancezaal, een gezamenlijk werk van de schilders Dirck Hals – een jongere broer van Frans Hals – en Dirck van Delen. Het is het enige van hun vijf bekende gezamenlijke schilderijen dat in een Nederlands museum te zien is, en het grootste.
Van de aankoopsom van 868.725 euro was bijna de helft, 394.730 euro, afkomstig van de Vereniging Rembrandt. De filantropische vereniging had ook geld beschikbaar gesteld voor de koop van twee andere schilderijen op de veiling, door De Lakenhal en Museum Flehite, maar die musea werden overboden.
Dat was pijnlijk, omdat de Vereniging Rembrandt in beide gevallen een extra inspanning had geleverd. De vereniging droeg meer dan de helft bij van de maximale aankoopsom, terwijl in de regel musea die vragen om een bijdrage tenminste de helft van het bedrag zelf bijeen moeten brengen. „Sinds een jaar of twee laten we die 50-procentregel met enige regelmaat los”, zegt Arent Fock, voorzitter van de Vereniging Rembrandt. We moeten wel, om Nederlandse musea in deze markt een kans te geven om werken te verwerven en zo voor het publiek beschikbaar te maken.”
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/voorwoord-tekst-alt.png)
Waarom droeg de Vereniging Rembrandt in deze gevallen meer dan de helft bij?
„Het zijn bijzondere werken, die van groot belang zijn voor de musea. Dit soort werken komt niet vaak ter veiling en ze worden alleen maar duurder – er zijn wereldwijd veel kapitaalkrachtige verzamelaars, en de prijzen van kunst blijven stijgen. Dus we dachten; waarom niet nu een tandje bijzetten? De vereniging is eind negentiende eeuw opgericht om te zorgen dat Nederlandse kunstschatten niet naar het buitenland verdwenen, maar beschikbaar bleven voor iedereen. Ook toen stegen de prijzen, en een groep kunstlievende particulieren besloot te gaan samenwerken om belangrijke werken te behouden. Dat werd de Vereniging Rembrandt. Op de Koninklijke collectie na is kunst in de Nederlandse musea voor een belangrijk deel aangekocht dankzij particulieren. De meeste musea hebben niet of nauwelijks publiek aankoopbudget.”
Als de prijzen blijven stijgen, moet de Vereniging dan in de toekomst vaker meer dan de helft financieren?
„We kunnen niet alles. Wij hebben een vermogen van 58 miljoen, en geven per jaar tussen de 5 en 8 miljoen uit aan (vooral) aankopen, restauraties en onderzoek. Maar als we twee Rothko’s kopen, is het geld op. Er zijn nog een paar andere grote fondsen, het Mondriaan Fonds, de BankGiroLoterij, maar wij denken dat er meer mogelijk is. Volgens ons is het geld er wel, maar moet het ontsloten worden.
„Er is bij particulieren een drempel om vermogen aan kunst te besteden, dat zou ‘frivool’ zijn, terwijl die werken blijvend onderdeel gaan uitmaken van museale collecties. Ook wil niet iedereen die geld schenkt voor kunst met naam en toenaam genoemd worden. In Nederland bestaat het gevoel dat iedereen die boven het maaiveld uitsteekt commentaar krijgt. Maar wij hebben het vertrouwen opgebouwd met de leden dat hun naam niet op straat komt te liggen.”
Moet het Nederlandse mecenaat meer ambitieus worden?
„Ja. Het besef dat er meer moet gebeuren om belangrijke werken in Nederland te krijgen of houden groeit. De landelijke Commissie Collectie Nederland onder leiding van Sybrand van Haersma Buma adviseerde begin dit jaar al om het Nationaal Aankoopfonds te verdubbelen van 50 naar 100 miljoen euro.
„Er zijn ook genoeg mogelijkheden voor particulieren; je ziet dat families die een ANBI-stichting hebben, soms moeite hebben dat te beheren. Die zouden vermogen als een fonds op naam kunnen onderbrengen bij bijvoorbeeld onze vereniging. Dan wordt het gebruikt voor de goede zaak: belangrijke kunst die voor het publiek beschikbaar wordt.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data67244880-1a292d.jpg)
De meeste families hebben geen ANBI-stichting toch?
„Nee, maar je ziet dat er ook veel geld zit opgepot in bedrijven, met eigenaren die vinden dat niet álles naar de kinderen hoeft. Ze willen een deel doorgeven aan de samenleving, maar het niet eerst uit het bedrijf halen met alle fiscale consequenties van dien. Zij kunnen een deel van de aandelen aan fondsen overdragen, zodat ze merken dat het resultaat van hun harde werk goed wordt aangewend, en ze daar ook blijvend bij betrokken zijn.
„Dat moet dan wel gewaardeerd worden, daar ontbreekt het in Nederland ook wel een beetje aan. Je moet mensen eren, ze onderdeel maken van het verhaal van de kunstwerken. Wij zijn ervan overtuigd dat veel mensen de kunst een warm hart toedragen, en onvoldoende beseffen dat ze kunnen bijdragen. Er zijn 1,3 miljoen mensen met een Museumkaart, en de Vereniging Rembrandt heeft 15.000 leden. Daar zitten mogelijkheden.”