Aan alles komt een einde. Ook aan een populair Nederlands vakantieuitje: even plankgas op de linkerbaan van Duitse snelweg. Op 70 procent van de Autobahn geldt nog geen snelheidsbeperking. Je mag daar 180, 250, of desnoods 402,5 kilometer per uur rijden op de openbare weg.
Duitse autofabrikanten protesteren al decennia tegen een Tempolimit; hardrijders kopen immers snellere, dus duurdere auto’s. Argumenten voor een snelheidsbeperking - minder CO2-uitstoot, minder files, minder ongelukken – werden altijd weggelobbyd. Maar volgens de Duitse krant Handelsblatt houden BMW, Volkswagen en Daimler er serieus rekening mee dat ze de Tempolimit van 130 km per uur na de verkiezingen in september niet langer kunnen tegenhouden.
Dit zijn dezelfde autofabrikanten die vorige week van de Europese Commissie een boete van 875 miljoen euro kregen omdat ze samenspanden bij de ontwikkeling van dieselmotoren. Technologie om de uitstoot van schadelijke stikstofoxide te verminderen werd jarenlang bewust afgeremd.
De ene na de andere autofabrikant kondigt nu aan te stoppen met de ontwikkeling van brandstofmotoren. Op dit moment is in Nederland minder dan 15 procent van de nieuwe verkochte personenauto’s (deels) elektrisch. Het bestaande wagenpark is nog een fossiel feest: 9 miljoen auto’s, waarvan 185.000 ‘EV’s’ (elektrische voertuigen) en 116.000 plug-in hybrides.
Het lijkt wel of die EV’s allemaal in mijn vinexwijk rondrijden, in een lange leaseparade. Mijn eigen hybride hobbelt er achteraan. Het is opletten geblazen, met die fluisterwagens. Om te voorkomen dat ze je in stilte overrijden moeten elektrische auto’s sinds 2019 onder de 20 km per uur kunstmatig geluid maken - boven die snelheid maken de banden genoeg herrie.
Over herrie gesproken: omdat het stadsverkeer stiller lijkt – door lockdowns en elektrificatie – vallen ‘sportief’ klinkende auto’s me vaker op. Wat donkerbruin gebrom kan ik best waarderen. Auto’s die - excuus voor de imitatie - van je ‘vroem-vroem’ doen: je gaat je gang maar, binnen de normen.
Irritanter zijn de knettergekken, die hun uitlaat expres laten knallen. Het zijn vaak auto’s die aangepast zijn met chiptuning. Voor een paar tientjes heb je de ‘pops and bangs’-software. Vrij vertaald: een auto die poepend en schetend door de straten knalt, elke keer als er geschakeld wordt. Liefst met extra ‘gurgle’ of gegorgel, om in spijsverteringstermen te blijven.
Door na het loslaten van het gaspedaal extra brandstof te injecteren en die vertraagd te ontsteken, vindt de gasexplosie buiten de cilinder plaats. Voor de luidste knal moet je de katalysator eruit slopen, tippen liefhebbers op internetfora. Experts waarschuwen dat het juist slecht is voor de motor: elke knal is een hoorbaar brevet van onvermogen.
Elektrisch rijden zet de marketingafdeling van autofabrikanten wel voor het blok. Hoe houd je een stoer imago overeind zonder stoer geluid? Elektrische motoren kunnen razendsnel accelereren maar auditief hebben ze weinig meer te bieden dan een fluitketel van de Blokker.
Het Amerikaanse merk Dodge, van de achtcilinders, durft het woord elektrisch niet eens in de mond te nemen. Hun auto’s krijgen dan ook geen batterij maar keiharde ‘American eMuscle’ voorzien van de kansloze slogan ‘Tear up the streets, not the planet’ (verniel de straten, niet de planeet).
Sportiviteit zit tussen de oren. Als auto’s niet hard mogen rijden, dan moeten ze maar hard klinken. Zo speelt mijn auto het geluid van een V8 over de luidsprekers zodra je de sportknop indrukt. Net zo kinderachtig als het kartonnetje dat ik vroeger in de spaken van m’n fiets stak om fantasiemotor te rijden. Dat remde af, toch leek het alsof ik sneller naar school fietste. Op goede dagen, wind mee, voelde het als 402,5 kilometer per uur.