Eind 2015 einidgt het franchisecontract dat de vrouwelijke ondernemer had met de franchisegever. Het moederbedrijf stuurt bij de afdoening nog een creditnota voor geleverde goederen en diensten inclusief omzetbelasting. De vrouwelijke ondernemer neemt het btw-bedrag niet op in haar aangifte omzetbelasting, en daarover krijgt ze het aan de stok met de Belastingdienst, die een naheffing plus rente-opslag stuurt.
De ondernemer stapt naar de rechter omdat ze vindt dat sprake is schending van het gelijkheidsbeginsel. In een vergelijkbare situatie van een andere franchisenemer heeft de fiscus namelijk na een beroep op coulance geen naheffing opgelegd, terwijl deze wel is opgelegd aan de vrouw.
De rechter concludeert dat de belastinginspecteur in het geval van de andere ondernemer inderdaad het (juiste) standpunt had ingenomen een naheffing op te leggen, maar vervolgens „met haar hand over het hart heeft gestreken en vanuit een oogmerk van begunstiging niet heeft nageheven over de creditfactuur”.
De fiscus wijst er nog op dat de twee ondernemers onder verschillende belastingregio’s vallen maar dat veegt de rechter van tafel. Sinds 2013 zijn er geen regio’s meer, maar bestaat de Belastingdienst uit de onderdelen ‘particulieren’, ‘mkb’ en ‘grote ondernemingen’. Beide ondernemers vallen duidelijk onder de tweede categorie en daarmee onder dezelfde inspecteur.
En omdat de twee gevallen vrijwel identiek zijn, is dus sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
De naheffing voor omzetbelasting komt daarmee te vervallen.