Italië, de grote smaakmaker, wint het EK van de zorgen

Italië - Engeland Op Wembley, voetbaltempel van Engeland, werden de Italianen Europees kampioen, na een bevrijdend toernooi dat ook een stresstest was.

De Italianen vieren op Wembley hun Europese titel.
De Italianen vieren op Wembley hun Europese titel. Foto Michael Regan / Reuters

Wat doen de verwachtingen van miljoenen mensen met de benen van een voetballer? Met zijn spieren, zijn hartslag, zijn brein? Hoe speel je in vrijheid als je verantwoordelijk wordt gehouden voor het wegvagen van een sportief trauma? Als de koningin op de dag van de wedstrijd een brief stuurt waarin ze vertelt hoe ze 55 jaar geleden de wereldbeker mocht overhandigen aan de aanvoerder van haar land. Als er misschien maar één kans komt om de droom waar te maken. Als je in de spelerstunnel staat en het geschreeuw van 60.000 landgenoten hoort. Wat als je dan het veld van Wembley moet betreden?

Luke Shaw laat het zien. Al die opgebouwde spanning, al het lijden. Het culmineert in een oerkreet van geluk, als de linksback de bal na een minuut spelen ziedend hard binnenschiet, zijn eerste interlanddoelpunt ooit.

De finale tussen Engeland en Italië is ontbrand. Nu al.

Een finale die voor de man naast de juichende prins William het einde markeert van de megaoperatie die dit voetbalfeest in organisatorisch opzicht is geweest. In die zin zal Aleksandr Ceferin, voorzitter van de UEFA, net zo naar dit duel hebben uitgekeken als de koninklijke familie, ex-international David Beckham en al die andere Engelsen in het stadion.

24 landenteams die in elf landen strijden om de cup: het leek een ambitieus, maar overzichtelijk format, maar het draaide uit op een stresstest, voor spelers, bondscoaches, supporters, toernooidirecteuren, burgemeesters, politici en regeringsleiders. Er mochten dan steeds meer mensen gevaccineerd zijn, de vrees voor de gevolgen van een positieve coronatest is niet weggeweest.

Zie alleen al het schema van de UEFA-functionarissen en genodigden die vanaf een week voor de finale neerstreken in het Londense Royal Lancaster Hotel. Maandag: zelftest en binnenblijven. Dinsdag: zelftest en binnenblijven. Woensdag idem. En dat tot minimaal zaterdagochtend. Gasten die in het finaleweekend arriveerden, zoals de delegatie van de KNVB, werden zondagavond in het stadion losgelaten als gevangenen op de luchtplaats: even naar buiten, daarna linea recta weer naar het hotel.

Zo ging het in alle elf speelsteden. Gedragsregels, quarantaineverplichtingen, testprotocollen en reisbeperkingen. Maar politici in heel Europa gingen overstag – niemand wilde graag achterblijven. De Britse premier Boris Johnson evenmin. De Delta-variant mag dan oprukken, als gevolg van mildere quarantainerestricties zitten er nu toch duizenden buitenlandse gasten in het stadion, onder wie sponsors van dit EK.

De bal moést rollen. Linksom, of rechtsom, en desnoods door de benen van dwarsliggende parlementsleden. Die consistentie zag je minder terug toen spelers en fans wilden opkomen voor de rechten van de lhbti-gemeenschap. Wél reclamespotjes voor een equal game. Maar liever geen regenboogvlaggen in de stadions. Hoe zit dat UEFA? De bond kwam er eigenlijk niet uit dit EK.

Op Wembley, de voetbaltempel van Engeland, leek het even alsof de Engelsen bevangen waren door de spanning. Waar de Italiaanse aanvoerder Giorgio Chiellini met een grote glimlach het veld op liep, schoot de Engelse verdediger Harry Maguire de bal meteen over zijn eigen achterlijn. Zijn doelman boos, hoekschop tegen.

Je kon er ongunstige voortekens in zien, maar toen was daar dus Shaw, die na zijn drop-kick in de tweede minuut met de armen wijd en een van het juichen verwrongen gezicht naar het publiek rende. De gezichten op de tribunes: vol ongeloof, vol vuur.

Marcus Rashford was een van de drie Engelse spelers die een strafschop misten. Foto Paul Ellis / Reuters

Vervuld van heroïek

De hele dag was het feest in Londen. Hordes mensen die Sweet Caroline zongen en natuurlijk Football’s coming home. Een fan die een brandende fakkel in zijn achterste stak. Corona leek even ver weg, Delta-variant of niet. Voor de wedstrijd sloeg de sfeer nog even om, toen supporters zonder kaartje een groepje stewards omver had gebeukt en het stadion in wilde komen.

Een volk dat de spanning nauwelijks kon dragen. Want het is een wedstrijd vervuld van heroïek. Op voorhand al. Een groot toernooi als het EK draait op verhalen over opoffering en overwinning. De UEFA weet het. Elke dag van dit toernooi, dat een maand geleden begon, moesten landen die nog in de race waren voor de titel hun spelers en coaches beschikbaar stellen voor de pers. De fans moeten ondanks corona hun nabijheid voelen en meeleven. Het stuwt de kijkcijfers, de kaartverkoop, de inkomsten voor sponsoren en UEFA.

De halve finales boden al alles waarop een toernooiorganisatie kan hopen. Alle halve finalisten hadden hun eigen, oprechte verhaal. Luis Enrique die was teruggekeerd als bondscoach van Spanje na het overlijden van zijn negenjarige dochtertje en zijn ploeg naar de halve finale loodste. De Deense bondscoach Kasper Hjulmand die al langer probeerde om de verbondenheid van de nationale ploeg met het volk te versterken en zag hoe dat als nooit tevoren gebeurde nadat Christian Eriksen tijdens het EK een hartstilstand overleefde dankzij heldhaftig ingrijpen van artsen en ploeggenoten.

Denk ook aan de innige omhelzingen van de Italiaanse bondscoach Robert Mancini met zijn beste vriend en teammanager Gianluca Vialli, die alvleesklierkanker overleefde. En natuurlijk Engeland: uitgefloten in de voorbereiding vanwege het knielen tegen racisme, nu in de finale, strijdend om die eerste hoofdprijs na de gewonnen wereldtitel van 1966, in ditzelfde stadion.

Lees ook: De EK-finale in Londen is een doldriest carnaval van de Engelse bevolking

Het is goed te zien aan bondscoach Roberto Mancini – Italië heeft het moeilijk. Vaak was hij rustig langs de lijn dit EK, nu niet. Bij een blessurebehandeling na twintig minuten roept hij Federico Chiesa naar zich toe. Chiesa, een speler die Mancini als baby al kende, omdat hij bevriend was met zijn vader. Hij geeft aanwijzingen, maar Chiesa begrijpt het niet meteen. Met een afgemeten, fel handgebaar eist Mancini dat Chiesa naar hem toe komt. Dan is er overleg.

Sensatie was er dit EK genoeg. Neem die maandagmiddag in juni op Hampden Park in Glasgow, waarop de Tsjechische spits Patrick Schick vanaf 45 meter plotseling op goal schiet. De Schotse keeper die achteruit rent en verstrikt raakt in het net. Een doelpunt om elkaar over te appen, te bellen, om over na te praten, zoals dat alleen op een eindtoernooi gebeurt.

Echt voetbal was er wel het afgelopen anderhalf jaar, maar hoe echt is dat zonder fans? De sprints van Denzel Dumfries, die bij het Nederlands elftal blééf gaan aan de rechterkant, lijken nu eenmaal nóg sneller met supporters langs de lijn. De Oranjemars naar het stadion in Boedapest voor de achtste finale – een bevrijding.

Het kan nog, het bestaat nog, het gewone leven is misschien wel om de hoek, dacht men toen in ieder geval nog. Hoe fraai waren de beelden van Harry Kane na zijn winnende goal tegen Duitsland, die neerzeeg voor een gevulde tribune, vol shirtjes die werden uitgetrokken, bier dat naar beneden kletterde, schouders die beet werden gepakt van blijdschap en euforie.

De Italiaanse doelman Gianluigi Donnarumma wordt na zijn laatste redding in de strafschoppenserie besprongen door zijn ploeggenoten. Foto Laurence Griffiths / AP

Verdedigen of aanvallen?

Tegen Italië hebben de Engelsen het moeilijker. Zeker in de tweede helft lijken ze het niet meer te weten. Zie de gepijnigde blik van doelman Jordan Pickford als hij een schot van Federico Chiesa uit de hoek heeft geslagen. Het wordt moeilijker, zwaarder. Het grote nadeel van de vroege voorsprong is de twijfel: moeten ze nu verdedigen of aanvallen?

De vertwijfeling neemt toe als Leonardo Bonucci na een uur gelijkmaakt. Engeland staat dan op omvallen, maar doorstaat het Italiaanse offensief, ook in de verlenging, met als gevolg dat om kwart voor elf Engelse tijd de ontknoping volgt. Een zenuwslopend einde. Strafschoppen.

Wat zou er nu door de Engelse spelers heengaan, wandelend naar het doel, richting al die smekende gezichten achter het net, die slechts kunnen hopen dat de spelers het niet verpesten, zoals hun voorgangers dat in het verleden al zo vaak hebben gedaan?

In een brief aan het team schreef Queen Elizabeth ’s ochtends nog dat ze hoopt dat dit team niet alleen herinnerd zal worden door het succes, maar ook vanwege de „spirit, toewijding en trots”. Dat zal gebeuren. Maar zonder happy end. Want de spanning werd een paar jonge Engelse spelers toch te veel.

De Italianen. Vanaf de stip sloten ook zij een moeilijke periode af. Na het gemiste WK van 2018, iets dat in bijna zestig jaar niet was gebeurd, wekte Mancini Italië tot leven, met verfrissend, aanvallend (lees: attractiever) voetbal.

Weg was het tegenhouden, achteruit hangen, counteren en met een doelpuntje verschil winnen. Dit Italië was de smaakmaker van het EK. Met vleugelspelers die zich tijdens wedstrijden konden vormen en omvormen van verdediger tot aanvaller. Modern voetbal in een blauw jasje, met spectaculaire overwinningen op Turkije, Zwitserland, België. Misschien wel de beste speler van het EK was Leonardo Spinazzola, die zondag geblesseerd op de tribune zat.

Een compleet, rijk elftal, dat van begin tot eind titelkandidaat was en terecht won. Of zoals doelpuntenmaker Bonucci in de camera riep: „It’s coming to Rome.”