Meteen nadat Peter R de Vries was neergeschoten, circuleerden er al filmpjes en foto’s van het slachtoffer en de plaats van het delict op sociale media. Omstanders keken door de lens van hun mobieltje naar het drama dat zich net had voltrokken, en dachten kennelijk meteen aan posten op Snapchat, Twitter en YouTube. Door de drang om het ongelofelijke tastbaar te maken, maar ook door platte sensatiezucht, stroomden de beelden van de gewonde misdaadexpert het internet op. Op iets meer afstand legden voorbijgangers weer de filmende ooggetuigen vast. En zo snel als de gruwelijke beelden op socialemedia-platforms werden gedeeld, zo snel klonken daar ook de oproepen om dit vooral niet te doen. „Wat bezielt je dan?”, maanden mensen elkaar per tweet. „Niet doen!”
Particuliere beveiligingsapparatuur bekijkt ook continu cafés, winkels en voordeuren. In de Verenigde Staten vroeg de politie het afgelopen jaar 22.000 keer beelden op van Amazon Ring, de ‘slimme’ deurbellen. Dat leidt tot allerlei ingewikkelde vragen over privacy. Vroeger deelde de politie beelden van verdachten van misdrijven in programma’s als Opsporing Verzocht. Nu vraagt ze het publiek om de snel geschoten beelden aan haar over te dragen. Tussen ramptoerisme en burgerjournalistiek loopt een dunne lijn.
Met behulp van open datajournalistiek worden de wijsheid, oren en ogen van de massa op nieuwe manieren ingezet voor waarheidsvinding. Onderzoek van open bronnen door dataspeurderscollectief Bellingcat (waar ik in de raad van toezicht zit) leidde al tot identificatie van de daders van het neerhalen van vlucht MH17. Deze week bracht The New York Times een film van veertig minuten uit van de bestorming van het Capitool op 6 januari, samengesteld uit beeld dat demonstranten en bestormers zelf online deelden. De bende van milities en demonstranten legde elk moment vast van hoe ze zich, gewapend met pepperspray en honkbalknuppels, een weg baanden langs beveiliging en door barricades. Trots poseerden Trump-aanhangers met duimen omhoog en voeten op tafel van de bureaustoel van parlementsvoorzitter Nancy Pelosi. Door die foto’s online te delen met hun maten en de achterban, vormen ze nu het bewijs in strafzaken. De trofee blijkt dus ook een valkuil.
Piet van Reenen, voormalig directeur van de Politieacademie en hoogleraar politie en mensenrechten, wees onlangs op het gebrek aan capaciteit bij de politie, met name gezien de stortvloed aan online informatie. „Je zou willen dat Bellingcat-achtige vaardigheden en de innovatiekracht een voorbeeld zouden zijn voor de bestrijding van internationaal georganiseerde criminaliteit, die nog steeds wordt onderschat”, schreef hij in deze krant. Natuurlijk zou je liever zien dat die internationaal georganiseerde criminaliteit eerder en systematisch wordt bestreden, en dat men niet pas onderzoek doet ná een moordaanslag. Maar de uitdaging om uit massa’s informatie de juiste lead te vinden, is er een waarvoor Peter R. de Vries zelf ook graag het publiek inschakelde. Hij zag zijn vertrouwen in de politie dalen, en leunde des te meer op gewone burgers die meekeken en meespeurden naar aanknopingspunten en verdachten.
Filmpjes en foto’s – niet van het slachtoffer, maar van daders, handlangers, omgeving en vluchtroute – gaan ongetwijfeld helpen bij opsporing en bewijsvoering. Als de drang van burgers om alles vast te leggen niet leidt tot lukrake posts op sociale media, maar na zorgvuldig uitpluizen tot het oplossen van misdrijven, kunnen zulke beelden van cruciale waarde blijken. Big Brother - dat zijn we zelf.
Marietje Schaake schrijft om de week op deze plek een column over technologie, beleid en economie.