Geen noot of lettergreep verdwijnt onder tafel bij het mengsel van chansons en klassieke melodieën door bariton Thomas Oliemans en Amsterdam Sinfonietta. Soms kan zo’n ‘volmaaktheid’ klinisch voelen, maar hier verhoogt die alleen maar de emotionaliteit van de poëtische en filosofische schilderingen van het bestaan. Misschien vatten enkele regels uit het chanson La Mer van Charles Trenet nog het treffendst de atmosfeer van de avond samen: „De zee mengt onder de zomerse hemel zijn witte schapen met de zo zuivere engelen.”
Oliemans speelt op de vleugel en zingt, Amsterdam Sinfonietta strijkt en in handen van Bert van den Brink groeit de accordeon uit tot een onweerstaanbare tranentrekker, gespeend van valse sentimentaliteit. En dan voegen bügel en drums nog de nodige kruidigheid toe. Die valt vooral op zijn plek in de mooie verknoping van Ravels Boléro en Gilbert Bécauds Et Maintenant. Deze klassieke inspiratiebron werd wat weggemoffeld in het jaren zestig-origineel, maar Sinfonietta haalt die – mede door uitgekiende instrumentatie – weer naar de voorgrond.
Echte chansonstem
Oliemans schakelt met ogenschijnlijk gemak naar een chansonstem. Zijn klassieke scholing zit nergens in de weg. En dat is geen vanzelfsprekendheid. Genoeg ‘bijklussende’ operasterren struikelen over het verschil in techniek. Maar bij Oliemans zou wie niet beter weet, zich kunnen verbeelden dat de chansons op diens stem geschreven zijn. Hij beweegt even natuurlijk door Trenets tongbreker Boum, Barbara’s wanhopige Temps perdu, Aznavours tweetalige mengelmoes For me, for me, formidable, de rauwe emotie van Bécaud en Brel, als het zachtmoedige optimisme van Sous le ciel de Paris (Piaf).
En Sinfonietta’s instrumentale overdenkingen in Franck, Debussy en Fauré tonen hoe diep verwant de werelden van klassieke en chanson verwant zijn.