Opinie

Ga gewoon door, zei ik tegen mezelf. Ooit zal je beter zijn

Ellen Deckwitz

Soms krijg ik in mijn slaap een dreun. Bij het ontwaken is er dan een grauwfilter dat de rest van de dag niet meer verdwijnt. Alles is als dode cola, lauw en platgeslagen. Muziek gaat trager, de schouders voelen verrekt. In het verleden heb ik een aantal keer een depressie gehad – en dan niet de stemming, maar de ziekte. Niet meer kunnen eten, laat staan bewegen, niet eens meer de energie voor mimiek of intonatie. De laatste aanval is gelukkig alweer een tijd geleden, maar net zoals iedereen die weleens heel erg ziek is geweest – of dat nou van fysieke of geestelijke aard was – ben ik als de dood dat het opnieuw gebeurt.

Zondag was het weer eens zover. De wekker ging en mijn dekbed was van lood. Ik had een vrije dag, een ramp als je somber bent, en dus belde ik mijn oudoom Karel (109) en smeekte hem om een taakje, het maakte echt niet uit wat.

„Slechte nacht gehad?”, vroeg hij toen ik een half uur later vogelpoep van zijn terrastegels stond te schrapen.

„Ja”, zei ik. „Soms word ik ook boos op mezelf als het weer eens raak is. Dan denk ik van: jeetje mens, je loopt al zo lang rond, je zou inmiddels toch wel moeten weten hoe je met dit soort buien om moet gaan.”

„Onzin”, zei hij. „Hoe langer je leeft, hoe meer redenen er zijn om in de put te zitten.”

Hij had gelijk maar dat negeerde ik omdat dat beter voor mijn humeur was.

Talloze uren en tegels later ging het in plaats van slecht eindelijk matig, en om dat te vieren trok ik ’s avonds maar een pak havermelk open.

Nou, zei ik tegen mezelf, deze dag heb ik maar mooi uitgezeten. Ik probeerde me erbij neer te leggen dat ik even in het schemergebied tussen dip en vitaliteit zat, op het punt waarop je nog niet per se dood wil, maar ook niet meer zo nodig hoeft te leven. Ik probeerde me op te trekken aan het idee dat mijn hoofd gedurende de dag alweer een tintje lichter was geworden.

Hoe langer ik leef, dacht ik, hoe beter ik niet alleen met dit soort stemmingen leer omgaan, maar ook met de angst voor deze buien. Maar toch. Iedere keer dat het tussen mijn slapen begint te schemeren, flikkert er verse angst op. De vrees voor herhaling. Dat ik dit keer niet beter word.

Moedig voorwaarts, zei ik tegen mezelf toen ik in bed kroop. Ga gewoon door. Ooit zal je beter zijn.

Ooit zal je weer geloven dat de toekomst meer is dan iets wat er alleen maar op uit is om je te slopen.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.