Van sommige Tweede Kamermoties is het inderdaad maar beter dat ze worden verworpen. Dat gold zeker voor de Volt/D66 motie deze week over het ‘weren’ van de tabakslobby uit de Kamer. Daaraan zat van begin af aan een bedenkelijk kantje, waar de voorstemmers beter over na hadden moeten denken. Dit ging in de kern over de grondwettelijke positie van de Kamer en of internationale verdragen die de Staat ‘en zijn organen’ binden daarmee ook de Kamer inperken. En of de Kamer, in de huidige editie gekleurd door fragmentatie en polarisatie, zichzelf wel beperkingen moet opleggen. Het is verleidelijk om voor dit initiatief het modieuze begrip cancelen te gebruiken, maar het lijkt erop dat hiertoe een poging werd gedaan. Twee Kamerleden, Caroline Van der Plas (BBB) en Anne Kuik (CDA), herkenden in hun stemverklaring gelukkig de grondwettelijke bezwaren. En natuurlijk de inperking van de uitingsvrijheid.
Sinds 2003 is Nederland ondertekenaar van de WHO Framework Convention on Tobacco Control, ofwel het FCTC-verdrag. Roken is immers verslavend en dodelijk – de maatschappelijke kosten en het leed zijn enorm. In dit zogeheten kaderverdrag verplicht art.5 lid 3 de partijen om hun nationale tabaksontmoedigingsbeleid effectief te beschermen tegen gevestigde en commerciële belangen. Dat leidt tot het juridisch verplicht op afstand houden van de tabaksindustrie – in de praktijk leidt dat voor de overheid tot een ‘nee, tenzij’ beleid bij contact met vertegenwoordigers van de industrie. Dat moet beperkt blijven tot overleg over regelgeving, heffings- en inningskwesties, prijzen, tarieven, accijnszegels etc.
In 2014 is vastgelegd dat een ‘zakelijke en transparante’ houding verplicht is en een ‘ingetogen communicatiestijl’. Niet-noodzakelijke contacten moeten dus worden vermeden, op alle niveaus van de overheid. Verslag van het toegestane overleg en de correspondentie moet worden gepubliceerd. Samenwerking in publiekscampagnes is verboden. Gezamenlijke activiteiten in het kader van ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ evenzeer. Kortom, contact kan alleen als noodzakelijk kwaad.
Toenmalig voorzitter Arib schrijft in 2019 terecht dat de Kamer een eigen verantwoordelijkheid heeft. Lees: over z’n eigen regels gaat. En dat dit past bij de constitutionele verhoudingen – de Eerste en Tweede Kamer zijn geen orgaan van de overheid. Maar zijn vrij, als mede-wetgever en hoogste instantie in de democratie, om met iedereen over alles te praten. De Kamerleden Jeanet van der Laan (D66) en Nilüfer Gündogan (Volt) wilden nu van deze onberispelijk dualistische uitleg af. Vanuit betrokkenheid met de slachtoffers van de tabaksindustrie, wat te prijzen is.
Maar staatsrechtelijk is het onjuist daartoe de Tweede Kamer tot bestuursorgaan te bombarderen, dat dus verplicht zou zijn om het ‘nee, tenzij’ beleid van het kabinet uit te voeren. Dat staat op gespannen voet met de grondwet én de Algemene Wet Bestuursrecht. En het is de omgekeerde wereld in de verhouding tot het kabinet. De enig begaanbare weg zou zijn om het presidium van de Kamer het eigen reglement beter te laten aansluiten op de gedragsregels van de overheid bij het FCTC-verdrag.
Maar ook dan zal de Kamer met de tabakslobby moeten kunnen praten, ‘ingetogen’, ‘zakelijk’, ‘technisch’ of gewoon langs de eigen individuele maatstaf van nut en noodzaak. Hoe groot de weerstand tegen dit product is, en ook moet zijn, de uitingsvrijheid hoeft er niet door te worden aangetast.
Correctie woensdag 14/7 (9:21 uur): In een eerdere versie van dit Commentaar stond dat toenmalig Kamervoorzitter Arib in 2014 een Kamerbrief schreef over de eigen verwantwoordelijkheid van de Tweede Kamer. Dat was onjuist. Die brief werd in 2019 gestuurd. Dat is hierboven gecorrigeerd.