Opinie

Non-binaire taalvondsten

Frits Abrahams

Dit zijn verwarrende tijden, zoals overigens de meeste tijden. Maar voor mij als tamelijk binair aangelegd columnist wordt het nu wel érg moeilijk. Voor non-binaire personen die niet als man of vrouw willen worden aangeduid, mag ik niet langer de ‘seksespecifieke’ voornaamwoorden ‘hem’ of ‘haar’ gebruiken, maar moet ik uitwijken naar ‘die’ en ‘hen’ of ‘hun’, zelfs als het om één persoon gaat.

Linda, de Volkskrant, Trouw en inmiddels ook het ANP gebruiken deze genderneutrale voornaamwoorden al. De hoofdredactie van NRC heeft hierover nog geen beslissing genomen, las ik. Van die vrijheid maak ik – zo lang het nog kan – gretig gebruik om deze column te schrijven.

Mijn primaire, binaire gevoel bij deze opmerkelijke verandering is er een van aanranding van mijn taalgevoel. Dat zal voor veel mensen boven de veertig, vijftig jaar gelden, vermoed ik. Hoogleraar Nederlandse taalkunde Marc van Oosterdorp wees er al in NRC op dat persoonlijke voornaamwoorden zelden veranderen „omdat ze in het fundament van een taal zitten ingebakken”.

Hoe bak je ze er weer uit? Ik voorzie nogal wat praktische problemen. In de eerste plaats kun je niet weten of een jou onbekende persoon zich noch man, noch vrouw voelt.

Je staat in een café losjes te praten met ogenschijnlijk een man en een vrouw die samen op vakantie naar Griekenland gaan en je vraagt de man: „Is Griekenland jouw of haar keus?” Hij wijst op haar en zegt: „Het is hun keus.” Je begrijpt hem niet goed en vraagt: „Je bedoelt dat het de keus is van jullie beiden?” Hij reageert nijdig en wijst op haar: „Nee, die is non-binair, daarom mag je niet ‘hij’, ‘zij’, ‘hem’ of ‘haar’ zeggen, maar moet je, ook als het één persoon betreft, ‘hen’ of ‘hun’ zeggen.”

Nu begrijp je waarom hij zo afstandelijk zei: „Die is non-binair”. Hij durfde niet meer ‘hij’ of ‘zij’ te zeggen.

Voor het non-binaire deel van de bevolking is dit alles gesneden koek, maar bij zo’n gesprek in een café zou ik als binaire onbenul toch beginnen te vrezen dat ik een borrel te veel had gedronken – of hij of zij, pardon, ‘die’. Als deze ontwikkeling zich doorzet, voorzie ik in de intermenselijke conversatie misverstanden waarbij toneelschrijvers als Beckett en Pinter hun vingers zouden hebben afgelikt.

De spreektaal levert nog een ander probleem op. In de geschreven taal zou je nog ‘zhij/zhijn/zhaar’ kunnen schrijven, aldus Inge Frank van Vught in haar op internet te vinden adviserende artikel ‘Hoe? Gebruik je genderneutrale voornaamwoorden in het Nederlands?’ Dat is in de spreektaal lastig, geeft ze toe, want dan hoor je nog steeds ‘zij’. Daarom stelt ze vervolgens voor „lekker te experimenteren zonder h of z”, dus alleen „ij” uit te spreken.

Ik zou daar niet tegen zijn, al was het alleen maar omdat ik dan grandioze zinnen kan uitspreken als: „IJ eet een ei langs ’t IJ”. Voor de schrijftaal zie ik trouwens ook wonderbaarlijke mogelijkheden. Je zou kunnen schrijven: „Zhij knipte zhijn haar af met zhaar schaar.”

Voor non-binaire mensen zijn genderneutrale voornaamwoorden een bevrijding, vindt Van Vught. Nu gun ik ieder zhijn of zhaar bevrijding, maar wat doen we straks met mensen die noch binair, noch non-binair willen zijn? Kunnen we dan niet beter het hele verschijnsel taal opheffen?