Hoe oud is ze nu, een maand, zoiets?

Feuilleton ‘Met het kind in een draagdoek was bewegen een manier om me door de tijd te verplaatsen’. schrijft deze zomer het feuilleton ‘Zwart paard’. Deel 1: Slechte gewoonte.
Illustratie Sharon Coone

Ik heb zo vaak teruggedacht aan onze ontmoeting dat ik aan ieder detail ervan ben gaan twijfelen. Het is een scène geworden, het zonovergoten begin dat alleen wordt ingezet als contrast met de daaropvolgende horror. De spelende kinderen in de fontein, het fijne linnen van mijn zomerjurk, haar slanke, gemanicuurde wijs- en middelvinger waar ze — hoe ouderwets! — een sigaret tussen geklemd hield, die ze meteen doofde toen ik plaatsnam aan het andere uiteinde van het bankje. De locatie: een klein stadspark ingeklemd tussen twee drukke wegen, gemodelleerd naar een Engelse tuin. Zonlicht gefilterd door de ruisende bladeren van een esdoorn, vloeibaar, stromend.

Ik was het park vaak gepasseerd, meestal op de fiets of met de tram, maar die middag was ik er voor het eerst binnen gelopen. Per toeval, min of meer. In die tijd was ik nergens naar op weg. Met het kind in een draagdoek was bewegen een manier om me door de tijd te verplaatsen, de stad een klok die ik iedere dag opnieuw moest zien rond te lopen.

Ze sprak me aan, zoveel wil ik met stelligheid kunnen beweren. Iedereen sprak me aan in die tijd, ik was een jonge moeder en om eerlijk te zijn waren zowel mijn baby als ik zelf prachtig; we straalden als figuranten in een Zwitsalreclame.

„Slechte gewoonte”, zei ze, terwijl ze de sigaret uitdrukte in een klein zilverkleurig doosje dat ze uit haar handtas haalde. Het woord rijzig kwam in me op toen ik naar haar keek, en om de een of andere reden had ik onthouden dat het afstamde van reisich, en dat dat iets te maken had met ruiters en krijgstochten.

„Hoe oud is ze nu, een maand, zoiets?”

Het was de manier waarop ze het zei. Het woordje ‘nu’, ‘ze’. Ik had haar nooit eerder gezien, maar ze sprak tegen me alsof we elkaar kenden, alsof dit niet het begin was van een gesprek maar de voortzetting ervan. Het verwarde me, maar ik vond het ook prettig. Mijn dochter, die inderdaad precies een maand oud was die dag, was zo met mij versmolten dat de rest van de wereld op afstand bleef. De vader van het kind, mijn familie, mijn vrienden, ze waren er wel maar ze kwamen me voor als minder reëel dan voorheen. Ze praatten tegen me en ik praatte terug, ik herinnerde me ieders specifieke crisis, stelde vragen, onthield de antwoorden maar tussen hen en mij had zich een vlies gevormd, doorzichtig maar sterk.

Dat het vlies zo moeiteloos werd gebroken door een onbekende, op een bankje in een park waar ik nooit kwam, komt me alleen in retrospectief, met de kennis van alles wat erop volgde, voor als een shock. Op het moment zelf was het allemaal volkomen vanzelfsprekend. Dat ik uren met haar bleef praten en haar dingen vertelde die ik normaal gesproken voor me hield. Dat ik haar mijn nummer gaf, dat we diezelfde avond nog allerlei berichten uitwisselden. Dat ik haar bij ons thuis uitnodigde, dat ze kwam en bleef komen en niet meer wegging.

Volgende week: Verborgen moeder