Waren neanderthalers in staat tot abstract denken?

Archeologie Een neanderthaler kraste strepen in een voetbeentje van een reuzenhert. Zijn het symbolische patronen of sporen van slachterswerk?

Voetbeentje van een reuzenhert (5,5 centimeter groot). De strepen zijn 50.000 jaar geleden door een Neanderthaler aangebracht.
Voetbeentje van een reuzenhert (5,5 centimeter groot). De strepen zijn 50.000 jaar geleden door een Neanderthaler aangebracht. Foto Nature Ecology & Evolution

In het Harz-gebergte in Duitsland is in de Grot van de Eenhoorn (de Einhornhöhle) een ongeveer 50.000 jaar oud voetbotje van een reuzenhert gevonden met daarin tien inkepingen die samen twee patronen vormen. Volgens de onderzoekers, die de vondst deze week presenteren in Nature Ecology & Evolution, zijn de strepenpatronen een duidelijke aanwijzing voor abstract en symbolisch denken (‘conceptual imagination’) door neanderthalers.

Pas ongeveer vijfduizend jaar later verschijnen er ook moderne mensen in dit gebied (Homo sapiens), van wie al vergelijkbare ‘krastekeningen’ van 100.000 oud zijn gevonden op stukken oker in Zuid-Afrika. Dat ook neanderthalers in staat zijn tot dit soort expressie komt niet als een verrassing. Uit Spanje zijn abstracte rotstekeningen bekend van 65.000 jaar oud die aan neanderthalers worden toegeschreven. En op een paar plekken, onder meer in Fumane (Italië) en Krapina (Kroatië), zijn in neanderthaler-opgravingen ook vogelklauwen gevonden die soms als hangers zijn gebruikt. Ook die tekeningen en voorwerpen zouden wijzen op symbolische vermogens bij neanderthalers.

Of het strepenpatroon op het voetbotje, dat ongeveer 5,5 bij 4 bij 3 cm groot is, daadwerkelijk iets voorstelde is onduidelijk. Het reuzenhert, dat een gewei kon dragen met een spanwijdte van drieënhalve meter, was betrekkelijk zeldzaam in het gebied. Die indrukwekkendheid en zeldzaamheid hebben volgens de onderzoekers, onder leiding van Dirk Leder (Erfgoedinstituut van Neder-Saksen) en Thomas Terberger (Universiteit van Göttingen), bijgedragen aan de ‘symbolische waarde’ van het object, dat ook gemakkelijk recht op kon worden gezet.

Lof en kritiek

De vondst wordt onthaald met lof én met kritiek in de archeologische wetenschap. In een bijbehorende commentaar schrijft de Britse archeoloog Sylvia Bello (Natural History Museum, Londen) opgetogen dat met het botje uit de Eenhoorngrot een belangrijke aanwijzing wordt toegevoegd aan het symbolische repertoire van de neanderthalers. Volgens haar is het „een van meest complexe kunstzinnige uitdrukkingen van de neanderthalers die we nu kennen”.

Maar vanuit Leiden reageert Wil Roebroeks, hoogleraar archeologie en neanderthalerkenner, opvallend sceptisch op deze interpretatie van de strepen. „Dit gaat mij te ver”, zegt hij per telefoon. „Neanderthalers waren heel succesvolle jagers-verzamelaars, die tot heel veel in staat waren, maar of ze in staat waren tot symbolisch en abstract denken, weten we gewoon niet.” En dit botje zal ook zeker niet aan dat bewijs voor symbolisch denken bijdragen, volgens Roeboeks.

Het Duitse team heeft met experimenten vastgesteld dat de strepen waarschijnlijk gemaakt zijn met zorgvuldige en diepe inkepingen in een vooraf gekookt bot, dat daar precies zacht genoeg voor blijkt te zijn. Of het oude botje ook gekookt is geweest is overigens niet bekend. In totaal zou de bewerking zo’n anderhalf uur hebben kunnen duren, tien minuten per streep, maar daarvan is Roebroeks niet onder de indruk: „Als ik naar dit botje kijk, zie ik niets bijzonders. Zij zeggen dat de sporen te diep zijn en dit patroon te regelmatig is om het gevolg te zijn van gewone slachtactiviteiten, maar dat betwijfel ik. Het zijn de sporen van het loshakken van de voetbotjes van zo’n dier. Taktaktak, effe omdraaien en dan nog eens taktaktak. Waarom ze die botjes loshakken is niet helemaal duidelijk, misschien deden ze het voor het beenmerg. Ik zie in elk geval geen reden voor een ‘niet-functionele’ interpretatie.”

Principiële problemen

Maar behalve in de interpretatie van dit concrete reuzenhertbotje ziet Roebroeks ook principiële problemen in de stap naar symbolisch denken bij prehistorische mensen. „Oke, je vind duidelijke menselijke bewerkingen, maar dan? Hoe ga je van die observatie naar de volgende stap? Dat dit niet-functioneel zou zijn en dus een patroon is, en dáárom dus wijst op symbolisch denken? Dan bouw je aanname op aanname, mogelijkheid op mogelijkheid, maar dat wordt een kaartenhuis. Wij hebben ons indertijd met onze publicatie over de schelp uit Trinil, waarop 450.000 jaar geleden een Homo erectus gekrast heeft, echt beperkt tot deze conclusie: ‘dit is een regelmatig patroon’. Of zoiets symbolisch bedoeld en gebruikt is, wéten we gewoon niet. Een symbool ontleent zijn betekenis en functie aan de sociale en culturele omgeving, waarover we voor dit verre verleden simpelweg niets weten. Dat is hier ook het geval. En ik zou hier voor een praktische verklaring gaan.”